Nederland tapland. Kennelijk bevinden zich op Nederlands grondgebied meer dan in enig ander land terroristen, criminelen en lieden die anderszins een bedreiging voor de nationale veiligheid vormen. Anders kan ik niet verklaren waarom Nederland koploper is in het aantal telefoontaps.
Minister Ernst Hirsch Ballin meldde dat de politie in de tweede helft van het vorig jaar 12.491 telefoonnummers afluisterde en dat er 1681 taps per dag werden uitgevoerd. Let wel, dat zijn slechts de taps van de politie. De inlichtingendiensten vallen hier buiten. Hoeveel ambtenaren zijn nodig om al die informatie in hanteerbare rapportages aan de autoriteiten te presenteren, vraag ik mij dan af. En zijn die autoriteiten vervolgens wel in staat om die enorme hoeveelheid informatie te verwerken?
In de Verenigde Staten werden in een heel jaar 2208 telefoons afgetapt. Wat in de Verenigde Staten gebeurt, wordt hier vaak afgedaan als ’Amerikaanse toestanden’. Zou dat ook voor het aantal telefoontaps gelden? Of is onze nationale veiligheid daadwerkelijk in het geding en zijn die taps hard nodig? Ik heb mijn twijfels.
Wat ik wel weet is dat het uiterst verontrustend is dat er nauwelijks een debat plaatsvindt over de voortdurende aantasting van onze privacy en dat geen politicus aangeeft of de draconische maatregelen daadwerkelijk onze veiligheid vergroten. In de VS staat privacy wel hoog op de agenda. In 2003 werd de Patriot Act van kracht, die een direct gevolg was van de aanslagen van 11 september 2001. De wet verruimde de mogelijkheid voor de overheid om informatie te vergaren ten behoeve van de terrorismebestrijding. De Amerikanen discussieerden hevig over de wet. De kritiek spitste zich toe op de aantasting van de privacy. Om die reden was de wet tijdelijk en eind 2005 stemde de senaat tegen verlenging, hoewel elementen van de wet via andere wet- en regelgeving behouden bleven. Het felle debat over de aantasting van de privacy dat destijds in de Verenigde Staten werd gevoerd en het feit dat de Patriot Act als een bedreiging voor de vrijheid van de burger werd gezien, mis ik in ons land ten enen male. Ongeveer tegelijk met Hirsch Ballins openbaarmaking van het aantal taps kwam het bericht dat treinen van camera’s worden voorzien om de veiligheid van de mensen te vergroten. En weer ontstond er geen debat. Dat gebeurde ook al niet naar aanleiding van het cumulatieve effect van de antiterrorismewetgeving. Bevoegdheden zijn verruimd en een ’aanwijzing’ in plaats van een ’redelijk vermoeden’ is voldoende om preventief in actie te komen.
Vrees voor aantasting van de privacy wordt vaak afgedaan met de mededeling dat als je niets fout doet, je ook niets te vrezen hebt. Dat is een drogreden. De afgelopen jaren is het politieke landschap onherkenbaar veranderd. Populisme en intolerantie zijn gemeengoed geworden. Twintig jaar geleden had niemand kunnen voorspellen dat het anno 2008 voorbij zou zijn met onze wereldberoemde tolerantie en dat Nederland een naar binnen gerichte natie zou zijn geworden met angst voor vreemdelingen en voor een snel veranderende wereld. Betekent dit dat er een reëel risico is dat populisme en intolerantie verder doorschieten en dat onze privacy verder wordt aangetast omdat we afstevenen op een controlestaat? Ik wil het niet helemaal uitsluiten. Want het meest verontrustend is dat niemand het iets lijkt te interesseren. Het uitblijven van een maatschappelijk debat dat duidt op onverschilligheid. Daarom kom ik er zo langzamerhand achter dat die beroemde tolerantie van de Nederlander helemaal geen tolerantie was, maar gewoon desinteresse. Daardoor kunnen de inperkers van onze privacy hun gang gaan en loopt onze vrijheid uiteindelijk gevaar. En daarmee sterft een belangrijke democratische verworvenheid.
Trouw