Vooral Spaanse vrachtwagenchauffeurs worden niet goed van de hoge dieselprijzen. Ze gaan er fors tegenaan met hun blokkades en stakingen waardoor de bevoorrading van winkels en tankstations stokt. En verse vis wordt ook al een schaars artikel omdat de vissers weigeren nog langer uit te varen.
In Nederland kwam het eerst tot een beschaafde toeteractie. Gevolgd door een oefening in langzaam rijden. Maar de eisen zelf zijn overal hetzelfde: de brandstofprijzen moeten omlaag. Zijn de harde acties van de Spaanse chauffeurs de voorbode van de dingen die komen gaan? Het is een feit dat overal ter wereld de sociale onrust over de hoge prijzen aanzwelt en dat het bij de huidige stijgingen niet blijft. Dus is het de vraag wat politici nu gaan doen.
Wouter Bos liet weten dat hij en zijn EU collega’s er niet aan dachten iets aan de hoogte van de prijzen te doen, ook al liggen accijnsverlaging en compensaties voor de hand. Maar ik vraag mij met Bos af hoe verstandig dat is. Allereerst is het de vraag welke prijs wij burgers aan de pomp aankunnen. In Amerika is de prijs van benzine tot 4 dollar ter gallon gestegen. Omgerekend betalen de Amerikanen nu 68 eurocent voor een liter. Laatst ging ik in Amerika met iemand naar het tankstation. Hij zag hoeveel hij moest betalen en stamelde dat dit zo niet verder kon. Toen ik hem vertelde dat wij in Nederland een euro meer per liter betalen en dat de Nederlander nog steeds niet failliet is en dat de files helaas blijven, keek hij mij glazig aan. Tegelijkertijd toont het de inhaligheid van de Nederlandse overheid aan. Dat wordt versterkt door de prijsvergelijkingen die door de euro nu mogelijk zijn. Deze column schreef ik in Frankrijk, nadat ik voor 12 cent per liter minder dan in Nederland mijn tank had volgegooid.
Goldman Sachs voorspelde een prijs per vat die over een jaar vijftig procent hoger is dan nu, ook al stelde het International Energy Agency (IEA) deze week zijn verwachtingen over de olieconsumptie in de wereld naar beneden bij. Het probleem is dat door regeringen en oliemaatschappijen structureel te weinig is geïnvesteerd in productiecapaciteit. De maatschappijen hebben de krapte op de oliemarkt zelf gecreëerd, want er is genoeg olie voor vele decennia. De productie kan de vraag door de almaar groeiende wereldeconomie, vooral door de opkomst van landen als China, India en Rusland niet bijbenen. Mijn grootste zorg is China, dat elk vat olie met tientallen dollars dollar subsidieert en zo de brandstofprijzen kunstmatig laag houdt. Dat is een voorwaarde voor economische groei. Die groei is een voorwaarde voor de stabiliteit van het land. En die stabiliteit bepaalt het overleven van het communistische regime. Het is een reëel gevaar dat China door aanhoudend hoge olieprijzen instort. Wat de gevolgen zijn voor de Amerikaanse economie, die door Chinese dollarinjecties op de been wordt gehouden, laat zich raden. En wij zullen een klap meekrijgen.
Jean-Claude Trichet, de baas van de Europese Centrale Bank (ECB), waarschuwde deze week voor een herhaling van de economische crisis die in 1973 begon. Hoge olieprijzen leidden toen tot de nachtmerrie van economen en politici: stagflatie of stijgende prijzen gecombineerd met recessie of zwakke groei. Dit zou weer kunnen gebeuren als wordt toegegeven aan de roep om compensatie voor de hoge energieprijzen. Loonmatiging, gecombineerd met renteverhoging, waarop de ECB de vorige week speculeerde, moeten soelaas bieden. Maar ook dat leidt tot sociale onrust.
Het is daarom de vraag of politici hun electoraat kunnen weerstaan. Zo niet, dan leiden zij ons een nieuw tijdperk van stagflatie binnen, mogelijk met inbegrip van het protectionisme van de jaren zeventig. En als door de energiecrisis China instort hebben we pas echt een probleem.
Trouw