Op 31 oktober is met de First Aircraft Arrival van de F-35 op vliegbasis Leeuwarden een belangrijke stap gezet om de 5e generatie Air Power te verwezenlijken. Ook volgende 5e generatie-stappen komen er aan: de invoering van de MQ-9 Reaper, de invoering van de MRTT Tanker- Transport vliegtuigen, de verdere inrichting van het National Air and Space Operations Centre, de lancering van de BRIK II satelliet, ontwikkeling van Informatie Gestuurd Optreden, etc – lees ook ons rapport “Ruimte voor Vernieuwing: Capaciteitenontwikkeling van de 5e Generatie Luchtmacht” daarover.
Maar net als 40 jaar geleden met de introductie van de F-16 al gebeurde, het nadenken en in gang zetten van de opvolger hiervan, moet nu ook met de opvolger van de F-35 gaan gebeuren. Vroegtijdige deelname aan nieuwe projecten brengen namelijk niet alleen veel invloed op ontwerp en kwaliteiten van een nieuw systeem, het vergroot ook de participatiekansen voor ons bedrijfsleven. Dat heeft het JSF/F-35 project wel bewezen!
Voor de opvolger van de F-35, een 6e generatie (onbemand) jachtvliegtuig, zijn verschillende sporen te volgen en in eerste instantie zullen we (Nederland) bij alledrie aanwezig moeten zijn:
a) Een Amerikaanse opvolger. Deze biedt het voordeel van high-tech en grote aantallen, dus wellicht lagere stuksprijs en betaalbaarder updates.
b) Het Brits/Italiaanse Tempest project.
c) het Frans/Duits/Spaanse Future Combat Aircraft System (FCAS).
Deze beide laatste bieden het voordeel dat het Europese projecten zijn die bijdragen aan een meer autonome strategische positie van de Europese NAVO-landen. Bovendien zullen deze projecten in mindere of meerdere mate deel uit gaan maken van de Europese Defensie Technische en Kennis infrastructuur en daarmee onder het Europees Defensie Fonds (EDF) gaan vallen. En juist daar kan Nederland meer in doen en uit halen.
Van de miljarden Euro’s die onder EDF worden uitgegeven aan defensie projecten zouden we toch in staat moeten zijn om het Nederlands bedrijfsleven mee te laten profiteren. Makkelijk zal dat echter niet zijn. Om aanspraak te maken op vergoedingen vanuit dit EDF moeten namelijk consortia worden gebouwd van bedrijven en kennisinstituten in en van tenminste drie landen. In Nederland zijn voldoende bedrijven en kennisinstellingen (waaronder TNO, NLR, MARIN, maar ook universiteiten) aanwezig om dergelijke consortia te bouwen. Dat vraagt echter wel om enthousiasme en regie om ideeën en partners samen te brengen.
Hier liggen genoeg uitdagingen voor het Ministerie van Economische Zaken, met het Ministerie van Defensie en de NIDV om in gezamenlijkheid te zorgen dat ons bedrijfsleven en de kennisinstituten de kansen krijgen die er liggen, maar soms moeilijk toegankelijk zijn. Daarbij gaat het niet alleen om de opvolger van de F-35, ook op andere defensieterreinen staan er mooie programma’s op stapel waar militaire behoefte aan is en waar we economisch van mee kunnen profiteren. Alles staat of valt echter met een actieve (en agressieve) en leidende regierol die bijvoorbeeld bij het Commissariaat Militaire Productie van het ministerie van Economische Zaken zou moeten liggen.
Kortom, die regierol is een uitdaging die moet worden opgepakt om te zorgen dat de 6e generatie Air Power voor Nederland in bereik komt, en vooral dat miljarden Euro’s aan EU afdrachten terugkomen in onze economie!
(fotobron Defensie.nl)