Rob de Wijk en Frank van Kappen over de missie in Uruzgan (NL)

 Rob de Wijk en Frank van Kappen discuss the mission in Uruzgan.
Please note this interview is in Dutch.

For the full interview please see:
content1b.omroep.nl/b3705d20d4dff4cff19b8f5a0a9a8881/4dc7d2a8/radio1/vpro/bibui/20091014-15.mp3

Financial trouble for al-Qaeda

 Christa Meindersma discusses the financial troubles of al-Qaeda.

Please see:
www.rnw.nl/english/article/al-qaeda-running-low-funds-%E2%80%93-and-influence

Als de komende EU-president nu maar geen kneus is (NL)

 Niet langer worden de 460 miljoen inwoners van de Europese Unie in gijzeling gehouden door 3,6 miljoen Ieren. Na hun ’ja’ tegen het Verdrag van Lissabon, zijn dat er nog maar twee: de presidenten van Polen en Tsjechië. Zij aarzelen hun handtekening te zetten onder een verdrag dat door hun parlementen reeds is goedgekeurd. In Tsjechië krijgt president Klaus steun van senatoren die in een ultieme vertragingstactiek, het verdrag aan het grondwettelijke hof hebben voorgelegd in de hoop dat dit hof het als onconstitutioneel verwerpt.

Het zijn treurig stemmende acties van wanhopige politici die hun persoonlijke frustraties met Europa ondergeschikt maken aan het algemeen belang. Uit de monden van de dwarsliggers, die op een of twee handen te tellen zijn, zal het woord ’democratie’ voor altijd als een holle frase klinken.

Overigens, of zij alleen staan moet nog blijken uit de later te houden EU-top die in conclaaf gaat over de nieuwe president van de Unie. De ware stemming in Europa kan niet beter gepeild worden dan door de keuze die dan wordt gemaakt. Wordt het een kleurloze figuur of een krachtpatser die Europa verder zal brengen? Datzelfde geldt voor de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands en veiligheidsbeleid die in de oude grondwet nog minister van buitenlandse zaken heette, maar nu onder een andere naam precies hetzelfde mag gaan doen. Deze functionaris gaat leiding geven aan de ’dienst voor externe actie’, ofwel de Europese diplomatieke dienst. Ook hier is weer de vraag of deze dienst wordt gevuld met kleurloze diplomaten of diplomatieke krachtpatsers.

De vraag hoe de nieuwe posten gevuld worden is van groot belang voor het toekomstige integratieproces en vooral voor de rol die de Unie in de wereld wil spelen.

Europa kan nu geen vuist maken in het machtspolitieke spel dat zich in hoog tempo ontrolt en dat een nieuwe dynamiek kreeg toen in Pittsburgh werd besloten om van de G20 het forum te maken voor het vormgeven van de nieuwe economische wereldorde.

De Unie wordt met het Verdrag van Lissabon een enkele rechtspersoon die zelfstandig verdragen kan afsluiten en zich met president en minister van buitenlandse zaken krachtiger op het wereldtoneel kan profileren. Daarmee vervallen beletsels om van de Unie een wereldwijde belangenbehartiger te maken. Mits er geen kneuzen op belangrijke posities worden neergezet. Als de juiste keuzes worden gemaakt, zal de Europese Unie bovendien een meer politieke en minder technocratische unie worden, die hopelijk dichter bij de mensen staat.

Of dat voldoende is om Eurosceptici te overtuigen valt nog te bezien. Ik heb steeds het beeld voor me van de vier Europarlementariërs van de PVV die mokkend over Europa tussen 781 collega’s zitten en niets klaar kunnen maken omdat ze zich nergens bij willen aansluiten, maar wel een partij vertegenwoordigen die een factor is in de Nederlandse politiek.

Voor hen moet Europa nu een autobus zijn geworden die door de Ieren uit de modder wordt getrokken en met de Europese president aan het stuur, zijn minister van buitenlandse zaken als bijrijder en verder gevuld met staatshoofden, regeringsleiders en Eurocommissarissen, in hoog tempo uit het zicht verdwijnt, terwijl de PVV’ers in koor ’stop, stop’ roepen. Moeten ze wanhopen?

Tip: sla Artikel 50 van het Unieverdrag er eens op na. Daarin wordt voor het eerst de uitredding geregeld. Daarvan kunnen ze dus een verkiezingsnummer maken of dit via een referendum trachten af te dwingen. Ik vermoed echter dat de gemiddelde burger geen zin meer heeft in dit oeverloze dwarsliggen als blijkt dat de Unie door het Verdrag van Lissabon daadwerkelijk een nieuw elan krijgt.

Trouw

Alle kans dat we tot 2014 in Afghanistan zijn (NL)

 Vorige week dinsdag, een paar uur nadat een kop in de Volkskrant de vraag opwierp hoe lang we nog in die zandbak van Uruzgan moeten blijven, stroomde mijn voicemail vol met verzoeken van journalisten om duiding. Ik heb dat in 1999 meegemaakt toen de oorlog in Kosovo kantelde en in 2003 toen de Amerikaanse inval in Irak stagneerde. Fascinerend hoe de media zich collectief afvragen hoe het verder moet. Een nationaal debat was geboren toen zelfs de militaire vakbond AFMP zich tegen verlenging van de missie uitsprak.

In het geval van Nederland was de trigger de dood van twee militairen, sergeant-majoor Mark Leijsen en commando Kevin van de Rijd, en de oproep van commandant der strijdkrachten Van Uhm om als één man achter onze militairen te blijven staan. Zo komt een sluimerend gevoel van onbehagen aan de oppervlakte, ondanks dat de steun voor de missie niet dramatisch is gedaald. In augustus bleek 32 procent tegenstander van de missie; een percentage dat maar enkele procenten hoger lag dan bij aanvang van de missie. De steun voor de missie brokkelt af: weinig en geleidelijk.

Veel belangrijker dan die gemeten steun is de rol van de media. Die is bepalend voor een politiek debat dat zij in belangrijke mate drijven.

Opmerkelijk is dat de afgelopen maanden in vrijwel alle belangrijke troepenleverende landen discussies op gang zijn gekomen. In Canada werd de discussie over weggaan het eerst gevoerd. In het Verenigd Koninkrijk werd verhit gediscussieerd over de kwaliteit van het ingezette materieel waardoor Britse soldaten onaanvaardbare risico’s zouden lopen. Duitsland ontwaakte uit de droom van een rustig noorden toen in Kunduz twee tankwagens werden gebombardeerd, met tientallen burgerslachtoffers tot gevolg. In Amerika is het democratische deel van het Congres overwegend sceptisch en moet de president het vooral van de republikeinen hebben. En afgelopen week toonde de hoogste militaire baas in Afghanistan, generaal McCrystal, zich pessimistisch over de veiligheidssituatie.

De omslag komt door de aanhoudend slechte veiligheidssituatie en de onmacht van politici om duidelijk maken waarom ’we’ daar zitten. Maar de lange duur en de aanhoudende veiligheidsincidenten zijn voorspeld op het moment dat de eerste troepen werden uitgestuurd. Het is helaas inherent aan dit soort operaties. Kijk naar de Balkan. Daar zitten ’we’ ook al ruim 15 jaar. Maar westerse maatschappijen, de politiek voorop, hebben niet genoeg geduld voor langdurige verplichtingen met weinig vooruitgang. Daarnaast raakt het verhaal sleets. Een Amerikaanse generaal vertelde mij vorige week dat de meeste soldaten niet weten waarom ze daar zitten. Want voor een twintigjarige soldaat is 11 september 2001 een vage herinnering. Die soldaat legt geen relatie meer tussen het terrorisme tegen Amerika en de strijd in Afghanistan. In Europa is ten onrechte de nadruk gelegd op hulp aan de Afghanen. Dat reduceert de operatie in Afghanistan tot een vorm van ontwikkelingshulp waarvoor je geen levens wil opofferen als de veiligheid slecht blijft en democratisering in het slop zit.

De Amerikanen vrezen dat Nederland, Canada en Duitsland uit het zuiden vertrekken. Dan is de strijd feitelijk verloren, hebben de extremisten een megaoverwinning geboekt, kunnen zij Afghanistan weer ombouwen tot vrijplaats van jihadistische moslimfundamentalisten en zullen zij in hun strijd tegen het Westen sterker gemotiveerd worden. Hierin zit het nieuwe verhaal: om te voorkomen dat dit gebeurt moet het Afghaanse veiligheidsapparaat met spoed worden opgebouwd. Als die klus geklaard is moeten we vertrekken, bijvoorbeeld in 2014. Dat we in de tussentijd nog wat scholen bouwen en waterputten slaan is vooral bedoeld om niet de hele Afghaanse bevolking tegen ons te krijgen.

Trouw

Verbazing over afgewezen prof en geketende zeilster (NL)

 Hoe was de vakantie? Moeilijk om terug te keren zeker? Ja, einde vrijheid, weet je wel. Maar dit jaar had ik meer zin om politiek asiel aan te vragen door wat Nederland in zijn ban hield.

Afgezien van een weeralarm waren dat een verzoek aan de regering om de kosten van immigranten te onderzoeken, een dertienjarig meisje dat de wereld niet mag rondzeilen en een hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, die wordt ontslagen. De overeenkomsten tussen hoogleraar Ramadan en zeilster Laura waren opmerkelijk. Ze doen niets illegaals, maar worden in hun vrijheid beknot vanwege maatschappelijke opvattingen over goed en fout. Er is geen trots over de durf van een zeilster en een kritische moslimintellectueel. Nee, ze worden afgewezen omdat ze zich niet aan conventies houden. De spreekwoordelijke Nederlandse tolerantie, respect voor andersdenkenden en open mentaliteit maken plaats voor dogma’s waartegen Erasmus al streed.

De uitkomst van het door de PVV geëiste onderzoek lijkt me irrelevant. Als het onderzoek het standpunt van de PVV onderbouwt, is het een goed onderzoek. Als dat niet het geval is, is het een bewuste verdraaiing van feiten door het linkse cordon sanitaire dat het immigratievraagstuk door roze en rode brillen ziet. Wat er ook uit komt, de conclusie is altijd dat in 2010 de grenzen dicht moeten. Eerlijk gezegd beschouw ik dit soort politieke spelletjes als folklore onder de Haagse kaasstolp.

Het gedoe over het weeralarm en Laura waren het zoveelste bewijs dat wij ons collectief druk om niets kunnen maken en de echt belangrijke zaken onbesproken laten. Zoals het ontslag van hoogleraar Ramadan. De gemeente Rotterdam heeft uiteraard het recht om een in hun ogen ongeloofwaardige bruggenbouwer te ontslaan, maar voor een universiteit ligt dan anders. Afgezien van een ingezonden brief van zijn vakgroepcollega’s was het in de universitaire wereld en de politiek ijzingwekkend stil. Na mijn vakantie vroeg ik een collega aan mijn universiteit of het ontslag nog tot enige debat had geleid. „Nou nee”, was het antwoord, „we waren blij dat het in Rotterdam speelde.” Er bleken ook geen Kamervragen over het ontslag te zijn gesteld, terwijl dat wel het geval was over ’afvaldumping bij wegwerkzaamheden bij de N36’ (SP).

Met het ontslag van Ramadam zijn in Nederland wederom de grenzen verlegd. Het ging er niet om wat hij op de Iraanse televisie zei, maar dat er een indirecte band met een verfoeilijk bewind zou zijn. Hij moet weg hoewel zijn functioneren als hoogleraar niet ter discussie stond en zijn studenten met hem wegliepen.

Voor een universiteit, van oudsher een vrijplaats voor onafhankelijke, kritische geesten, debat en argumentatie is de belangrijkste vraag of Ramadans wetenschappelijke integriteit en onafhankelijkheid is aangetast omdat hij de spreekbuis van de ayatollahs is. Is het antwoord ’nee’ dan is er geen reden tot ontslag. Als hij toch wordt ontslagen is dat een politieke keuze die de academische vrijheid aantast die universiteitsbestuurders en politici moeten bewaken, inclusief minister Plasterk van OCW die deze week in Nova meldde dat het aan de universiteiten is om de hoogleraar te handhaven of niet.

Als politici en universiteitsbestuurders niet pal voor de academische vrijheid staan, worden hoogleraren met controversiële standpunten vogelvrij en kunnen ze hun baan verliezen als Nieuwe Nederlandse Leiders concluderen dat er bijvoorbeeld geen plaats meer is voor een hoogleraar die zich als columnist in Trouw afzet tegen populisme, zich te genuanceerd over moslims uitlaat en daarom volgens hen een moslimvriend, een vertegenwoordiger van de linkse kerk en onpatriottisch is. Als dat het geval is, wordt het echt tijd om ergens politiek asiel te vragen.

Trouw

Wie vult straks het vacuüm in Irak als de VS weg zijn? (NL)

 In 2003 gingen in Bagdad de vlaggen uit toen bevrijder Amerika Irak verloste van de dictator Saddam Hoessein. Afgelopen woensdag gingen de vlaggen opnieuw uit. Amerika trok zich uit de steden terug en premier al-Maliki zag de Iraakse soevereiniteit ’herwonnen’ op de buitenlandse bezetter.

Het is paradoxale retoriek. Want diezelfde al-Maliki kon alleen dank zij die ’bezetting’ opklimmen tot regeringsleider. Hij is het product van de bezetting en niet, zoals hij zich voordoet, de trotse leider die zijn land naar de onafhankelijkheid heeft geleid –en moet vrezen voor zijn politieke toekomst en misschien wel voor zijn leven.

Ik denk niet dat de ongeveer 600.000 Irakese veiligheidstroepen (politie en leger) van voldoende kwaliteit zijn om de orde en rust te bepalen. De juist verschenen Iraq Index van het Amerikaanse Brookings Instituut toont aan dat niet meer dan tien procent van alle Irakese veiligheidstroepen in staat is operaties tegen opstandelingen uit te voeren. De rest kan dat slechts gedeeltelijk, met steun van de Amerikanen, of niet. Toch heeft ruim 70 procent van de Irakezen vertrouwen in die veiligheidstroepen.

De slechte staat van de veiligheidstroepen eist verhoging van het aantal Amerikaanse trainers en opleiders van 10.000 naar mogelijk 50.000. Voeg daarbij een aanzienlijk aantal militairen om hen te beschermen en het wordt duidelijk dat het aantal Amerikanen voorlopig niet significant omlaag kan. In Irak wordt al gespeculeerd over een Amerikaanse aanwezigheid tot 2015 of 2020.

Wel is het ontegenzeggelijk zo dat het in Irak rustiger is dan ooit. Het aantal incidenten staat op het laagste punt sinds het begin van de invasie in 2003. In maart vond (volgens opinieonderzoek) een krappe meerderheid van 52 procent dat de veiligheidssituatie verbeterd is. Maar rust is in Irak een relatief begrip, want dit jaar vielen er maandelijks gemiddeld ruim driehonderd burgerslachtoffers door bomaanslagen en ander sektarisch geweld. Sterker: de trend is stijgend, getuige de aanslagen in Bagdad van vorige week (76 en 200 en doden), in Taza (68 doden) en in Kirkoek op de feestdag van de Amerikaanse terugtrekking zelf (24 doden).

Gerekend naar de etnische samenstelling van Irak vindt 67 procent van de sjiieten dat het goed gesteld is met de veiligheid, maar 51 procent van soennieten oordeelt negatief. Dat is geen wonder: de meeste aanslagen zijn tegen de soennieten gericht. En daar zit precies het probleem. Van de bevolking wil 64 procent democratie, maar 19 procent wil een islamitische staat. Onder die laatste categorie zitten de sjiitische hardliners, waaronder resten van Al-Kaida. De meerderheid bestaat echter uit lokale extremistische strijders zoals die van het islamitische leger in Falloedja.

Ik schat in dat de tactiek van deze extremistische strijders is om van de overgangsfase maximaal gebruik te maken door al-Maliki te testen. Zal hij de hulp van Amerikanen inroepen om opstandelingen neer te slaan? Dat maakt zijn positie politiek onhoudbaar, zeker met de verkiezingen van begin volgend jaar in zicht. Politieke chaos is voor deze minderheid een doel op zich, want in die situatie wordt het grijpen van de macht gemakkelijker.

Of wachten zij op het grote machtsvacuüm dat ontstaat als alle Amerikaanse troepen officieel in 2011 zijn vertrokken? Wie vult dat vacuüm met steun van de sjiieten op? Iran? Al-Kaida? Of ontstaat strijd tussen sjiieten en de soennitische Baath, de partij van Saddam Hoessein?

Sjiitische extremisten lijken de sleutel in handen te hebben voor de veiligheid van het land nu, en voor het opvullen van het machtsvacuüm later. Ook omdat het ontmantelen van milities weinig opschiet. Daarom zouden deze dagen wel eens de mooiste kunnen zijn uit het leven van premier al-Maliki.

Trouw

Met alleen goede bedoelingen redt Obama het niet (NL)

 Ondanks militaire interventies en een jarenlange bemoeienis met het daarop volgende vredesproces in Kosovo en Bosnië heeft de internationale gemeenschap niet meer dan een negatieve vrede bereikt: de afwezigheid van geweld. Goede wil en vele miljarden euro’s aan steun later heeft de internationale gemeenschap geen bestuursapparaat opgebouwd dat door de bevolking voluit wordt gesteund. En de zo vurig gewenste eerlijke en vrije verkiezingen leverden soms niet meer op dan een overwinning van door het Westen gehate nationalisten. Het zijn een paar van de conclusies uit een studie waarop de politicoloog Niels van Willigen vorige week in Leiden promoveerde.

De spanning tussen goede intenties en praktische haalbaarheid is iets dat president Obama ook parten speelt. Na krap een half jaar regeren moet hij verzuchten dat ondanks zijn goede bedoelingen de internationale betrekkingen niet maakbaar zijn. Hoe hij omgaat met het machtsverval van de Verenigde Staten is in belangrijke mate bepalend voor zijn plaats in de geschiedenisboeken. Een supermacht is per definitie een spelbepaler, maar door de financiële crisis, de militaire presentie in Irak, Afghanistan, Zuid Korea en de toenemende macht van Azië kan hij deze rol steeds minder effectief spelen.

Obama’s Amerika kan slechts reageren op internationale gebeurtenissen. Een echte blauwdruk voor de buitenlandse politiek blijkt niet te bestaan, anders dan de wens tot ’engagement’; in het bijzonder toenadering tot de Arabische wereld, Iran, Rusland en opkomende Zuid-Amerikaanse landen als Venezuela.

In de omgeving van Obama wordt reeds gesuggereerd dat veiligheidsadviseur James Jones, ondanks een goede verstandhouding met minister van buitenlandse zaken Clinton, moeite heeft met het gebrek aan strategische visie van de president. Want met ’engagement’ en mooie bedoelingen alleen komt een supermacht niet ver. Het klinkt allemaal nobel, maar uiteindelijk gaat het in de relaties tussen landen om rauwe macht waarmee leiders zo veel mogelijk speelruimte voor zichzelf, dus hun land scheppen.

Dit soort leiders, zoals Kim Jong-il kijken nu al hoever ze met de nieuwe president kunnen gaan. De Amerikaanse minister Gates van defensie heeft de antiraketraketten op Hawaii in stelling gebracht in afwachting van een nieuwe golf Noord-Koreaanse rakettesten. Amerika zal niet alleen onder schot worden genomen omdat het tot woede van de leiders in Pyongyang heeft aangekondigd Noord-Koreaanse schepen te willen inspecteren op illegale onderdelen voor raketten en kernwapens. Dat gebeurt ook omdat de Amerikaanse president, in tegenstelling tot zijn voorganger soft is en voorlopig niet verder wil gaan dan een VN-resolutie die het Noord-Koreaanse gedrag veroordeelt.

Ook in de kwestie Iran probeert Obama om de klippen heen te zeilen. Hij houdt zich terecht buiten de machtsstrijd, omdat anti-amerikanisme anders onderdeel van de strijd wordt. Het resultaat is echter felle kritiek van Republikeinen en columnisten als Charles Krauthammer die Obama in de The Washington Post verweet het herstel van de morele statuur van Amerika uitgangspunt van het beleid te hebben gemaakt, maar in Iran geen keuze wil maken voor democratische hervormingsgezinden.

Het laveren tussen goede intenties en de praktijk van de internationale betrekkingen zal Obama dwingen snel harde keuzes voor of tegen leiders te maken en daaruit consequenties te trekken. Doet hij dat niet dan zal zijn zwakte worden uitgebuit en wordt hij de speelbal van buitenlandse leiders en de republikeinen in het congres.

Wat Niels van Willigen heeft geconcludeerd, geldt ook voor Obama: goede wil en moraliteit zijn helaas geen werkbaar uitgangspunt voor het buitenlands beleid van een supermacht.

Trouw

Angstige burger is het lastigste voor Europese politicus (NL)

 Onder leiding van Sharon Dijksma onderzoekt een PvdA-commissie de oorzaken van de Europese verkiezingsnederlaag.

Kopstukken als Pronk, Plasterk en Van der Ploeg zoeken de oorzaak vooral bij de PvdA zelf: geen heldere boodschap, te ver verwijderd van de kiezer, elitair en geen leiderschap. Vreemd dat een binnenlandspolitieke verklaring wordt gezocht voor een probleem van heel veel sociaal-democratische partijen in Europa. Overal verloren de sociaal-democraten en won populistisch rechts. De verklaring voor het eigen falen reflecteert precies wat er mis is: naar binnen gerichte politici.

Volgens mij zeggen de massale verschuivingen in het politieke landschap meer over de psychologische gesteldheid van een deel van het electoraat in Europa, dan over het leiderschap van Bos of Brown. In Europa zijn altijd golfbewegingen geweest. Dit keer hebben de verschuivingen die in heel Europa zichtbaar zijn weinig met politieke voorkeuren van kiezers te maken, maar meer met ongrijpbare fenomenen als de angst voor mondialisering.

Europese burgers met de blik naar binnen zien de unie als onderdeel van een mondialiseringproces die hun veiligheid, welvaart, welzijn en identiteit aantast. Dat zien zij als oorzaak van de financiële crisis, banenverlies aan goedkope lonenlanden, de toevloed van vreemdelingen, internationale criminaliteit en terrorisme, terwijl de discussies over klimaatveranderingen en de aanstaande energie- en grondstoffenschaarste het algemeen gevoel van onbehagen versterken.

Europeanen met de blik naar buiten, zijn ook niet altijd blij met de effecten van de mondialisering, maar erkennen dat alleen door internationale samenwerking binnen de Unie onze veiligheid, welvaart en welzijn gewaarborgd zijn.

Er is sprake van een scheiding binnen het electoraat die weinig van doen heeft met ideologie, maar vooral met de psychologie van de angst. Populisten spelen er handig op in. Dat verklaart waarom sociaal-democraten geen munt uit de kredietcrisis kunnen slaan. Want wat is er dan voor nodig om hun argument kracht bij te zetten dat het neokapitalisme heeft afgedaan als economisch systeem. Internationale ideologische stromingen, waar de sociaal-democratie de belangrijkste representant is, kunnen geen behoorlijke ideologische en politieke argumenten voor of tegen de mondialisering produceren. Dat kan ook niet, omdat mondialisering een gegeven is.

Bovendien speelt, wat ik noem, de paradox van de Europese integratie een rol. De paradox is dat de unie na de Tweede Wereldoorlog begonnen is als een nooit-meer-oorlog project, maar dat door het succes veiligheid, welvaart en welzijn vanzelfsprekendheden zijn geworden. Door een halve eeuw van integratie is het zicht op oorzaak en gevolg verloren, waardoor de Europese Unie nu verantwoordelijk wordt gehouden voor de teloorgang van de veiligheid, welvaart en welzijn die ze zelf heeft gecreëerd.

Door het succes van de Europese integratie is een grote groep bange burgers ontstaan, en daarmee politici die ook geen zicht meer hebben op oorzaak en gevolg, maar wel verantwoordelijk worden gehouden voor hun malaise. Overal in Europa moeten politici op deze paradox een antwoord weten te vinden.

Europa stond dus wel degelijk centraal in de verkiezingen. Niet Europa in de zin van de unie, maar Europa in de zin een psychologische gesteldheid die door een halve eeuw integratie is ontstaan. Deze gesteldheid lijkt steeds meer een blokkade voor verdere integratie waardoor de unie aan haar eigen succes ten onder kan gaan. Als De Internationale nog steeds zeggingskracht heeft, moeten sociaal-democraten geen binnenlandse verklaringen zoeken, maar nadenken over hoe ze de psychologie van de angst bij hun electoraat en henzelf kunnen doorbreken.

Trouw

De Nederlandse Ahmadinejad: dat haalt Wilders niet (NL)

Als ik de Iraanse president Ahmadinejad zie, die hoopt vandaag te worden herkozen, dan moet ik onwillekeurig aan onze eigen Geert Wilders denken. In een confronterend debat op de Iraanse televisie zette de huidige president zijn tegenstander, ex-premier Mousavi bruut weg als een vertegenwoordiger van de linkse, pro-Westerse, corrupte, macht misbruikende, intellectuele elite, terwijl hijzelf opkomt voor de conservatieve waarden van de gewone man en de strijd aanbindt tegen gevaren van buiten: Israël en Amerika.

Deze retoriek en het gooi- en smijtwerk vorige week op de Iraanse televisie deed denken aan de debatten in de Tweede Kamer met Wilders in de hoofdrol. Eind mei presenteerde Wilders naast moslims en vertegenwoordigers van de linkse kerk, nieuwe categorieën van verwerpelijke Nederlanders: journalisten, rechters, subsidieslurpers en ambtenaren. Zij zijn volgens de PVV-voorman herkenbaar aan hun gladde praatjes en designerbrillen. Voor Pol Pot waren zulke kenmerken voldoende om hen naar de Cambodjaanse killing fields te sturen. Wilders is geen Pol Pot, maar als hij als premier niets meer met deze verderfelijke Nederlanders te maken wil hebben, wordt het niet alleen leeg in moskeeën, maar ook in redactielokalen, rechtbanken en ministeries.

De hamvraag is of Wilders zich als premier gaat gedragen als Ahmadinejad en evenals de Iraanse president door een tegenstander ooit krijgt toegeworpen: „U bent nog geen dictator, maar wel hard op weg er een te worden”. Ik denk van niet. Want een belangrijke overeenkomst tussen president Ahmadinejad en premier Wilders is dat zowel de herverkiezing van de Iraanse president als de benoeming van Wilders weinig zal veranderen. De echte macht ligt in Iran bij grootayatollah Khamenei. Tijdens de regering van de sjah zat hij meerdere malen in de gevangenis. Na de val van de sjah werd hij president om vervolgens in 1989, te worden verkozen tot hoogste leider van het land met onbeperkte macht over alle staatsinstellingen. Khamenei is een anti-Westerse conservatief die de president als bliksemafleider gebruikt. Akbar Ganji omscheef de grootayatollah onlangs in Foreign Affairs als een moderne sultan. Daarbij greep hij terug op Max Weber die in 1922 sultanisme omschreef als persoonlijke macht, gebaseerd op het militaire apparaat en een ambtenarij die onderdeel van zijn hofhouding is. Traditionele sultans, zoals de vroegere heersers van Turkije, ontslaan of bevorderen hun ondergeschikten naar goeddunken. Khamenei heeft zijn eigen leger (de Revolutionaire Garde) en kan via zijn Raad der Hoeders presidentskandidaten en parlementsleden maken en breken.

Een Nederlandse equivalent van Khamenei bestaat niet en onze premier is niet meer dan een voorzitter van gelijken. Dat maakt premier Wilders even weinig machtig als de Iraanse president.

Met Wilders als premier zal het dus wel loslopen, temeer omdat hij coalities moet vormen en dus water bij de wijn moet doen. Of hij moet aansturen op snel opeenvolgende verkiezingen om zo stap voor stap de absolute macht naar zich toe te trekken. Maar zo’n strategie ligt gezien de verdeeldheid van het Nederlandse electoraat niet voor de hand.

Ik ben tamelijk onverschillig over de uitkomsten van de Iraanse verkiezingen. De winst van Wilders tijdens de Europese verkiezingen is veelzeggend, maar betekent niet het einde van Nederland. Fitna bewees dat Nederlandse moslims zich van schofferingen weinig aantrekken. Het hele probleem van ’De Moslim’ is sinds die tijd vooral verengd tot agressieve ’kutmarokkanen’ die Allah niet kennen. En ons regeersysteem dat gekenmerkt wordt door coalitievorming, polderen en consensus zoeken en dat is uiteindelijk niet bepaald Wilders-vriendelijk.

Trouw

Grondstof elektro- auto in bezit van ’verkeerde’ landen (NL)

 Ooit van neodymium gehoord? Neodymium is essentieel voor de fabricage van de permanente magneten die de elektromotor van bijvoorbeeld de Toyota Prius laten draaien. De Prius is een voorbode van de dingen die komen gaan. Door de combinatie van een traditionele verbrandingsmotor en een elektromotor springt deze auto zuinig om met brandstof.

En als hij alleen op zijn elektromotor rijdt is de CO2 uitstoot nihil. Dat is mooi voor het milieu, terwijl we zo ook langer van de steeds schaarser wordende olievoorraad kunnen genieten.

Probleem is echter dat vrijwel de gehele wereldvoorraad aan neodymium zich in China bevindt. De afgelopen jaren heeft dat land ten behoeve van de eigen permanente magnetenindustrie de export geleidelijk verminderd. De prijs is inmiddels geëxplodeerd en de Amerikanen trekken de vergelijking met de olieafhankelijkheid van het Midden-Oosten. Als de productie van de Prius of soortgelijke auto’s echt aantrekt, dan is verdubbeling van de productie van neodymium op korte termijn noodzakelijk. Maar deskundigen twijfelen aan de beschikbaarheid juist nu er algemene overeenstemming lijkt te zijn over de noodzaak om over te stappen op duurzame energie.

Dat maakt het vreemd dat politiek en bedrijfsleven zonder veel discussie hebben besloten om vol op de elektrische auto in te zetten. In 2020 moeten er in ons land 1 miljoen van rijden. Door middel van belastingmaatregelen wordt dit gestimuleerd. Met het verlenen van een Europese typegoedkeuring voor de Noorse elektrische Think City, zette minister Eurlings onlangs een nieuwe stap in het elektrificeren van ons wagenpark.

Mirjam de Rijk van Natuur en Milieu juichte dat auto’s die rijden op windenergie de CO2 uitstoot met 90 procent doen verminderen. Dat is inderdaad prachtig, maar er zijn twee problemen: mineralen en metalen die essentieel zijn voor de omschakeling naar een elektrisch wagenpark raken op of komen, zoals neodynium, uit ’verkeerde’ landen.

De website van de Think City leert bijvoorbeeld dat het autootje met lithium of sodium-nikkel batterijen wordt aangeboden. Helaas is de helft van de wereldvoorraad aan lithium in Bolivia te vinden, waar president Morales steeds minder bereid is het mineraal ongeclausuleerd aan het buitenland te verkopen. Landen als China en Bolivia zijn niet erg gevoelig voor het argument dat ’de markt’ vraag en aanbod bepaalt. Hun grondstoffennationalisme gaat uit van ’eigen markt eerst’. De rest wordt aan bevriende landen verkocht, die niet per definitie Westers hoeven te zijn. We hebben hier immers met een aanbiedermarkt te maken.

Parallel aan de discussie over duurzaamheid moet er daarom een discussie komen over hoe wij kunnen beschikken over de grondstoffen die cruciaal zijn voor dit streven naar duurzaamheid, maar niet noodzakelijkerwijs volop verkrijgbaar zijn.

Schaarste maakt deze discussie nog urgenter. Er zit nog voor dertig jaar nikkel in de grond, maar als de vraag hard aantrekt omdat iedereen elektrisch wil rijden is de voorraad sneller uitgeput. Dit geldt feitelijk voor veel van de grondstoffen die essentieel zijn voor de omslag naar duurzame energie, noodzakelijk voor het elektrificeren van ons wagenpark. Zonder koper, kobalt, gallium en platina geen windmolens, elektromotoren en brandstofcellen.

De tijd dringt. Rond 2020 neemt de productie van fossiele brandstoffen geleidelijk af, maar zullen alle alternatieve energiebronnen tezamen, van kernenergie tot windenergie, ontoereikend zijn om de toenemende energiebehoefte op te vangen. Ik betoog niet dat Nederland rond 2020 stil staat. Maar dan is het wel nodig dat overheid, bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen een actieplan ontwikkelen om ook de langere termijn de vaart er in dit land in te houden.

Trouw