Ondanks militaire interventies en een jarenlange bemoeienis met het daarop volgende vredesproces in Kosovo en Bosnië heeft de internationale gemeenschap niet meer dan een negatieve vrede bereikt: de afwezigheid van geweld. Goede wil en vele miljarden euro’s aan steun later heeft de internationale gemeenschap geen bestuursapparaat opgebouwd dat door de bevolking voluit wordt gesteund. En de zo vurig gewenste eerlijke en vrije verkiezingen leverden soms niet meer op dan een overwinning van door het Westen gehate nationalisten. Het zijn een paar van de conclusies uit een studie waarop de politicoloog Niels van Willigen vorige week in Leiden promoveerde.
De spanning tussen goede intenties en praktische haalbaarheid is iets dat president Obama ook parten speelt. Na krap een half jaar regeren moet hij verzuchten dat ondanks zijn goede bedoelingen de internationale betrekkingen niet maakbaar zijn. Hoe hij omgaat met het machtsverval van de Verenigde Staten is in belangrijke mate bepalend voor zijn plaats in de geschiedenisboeken. Een supermacht is per definitie een spelbepaler, maar door de financiële crisis, de militaire presentie in Irak, Afghanistan, Zuid Korea en de toenemende macht van Azië kan hij deze rol steeds minder effectief spelen.
Obama’s Amerika kan slechts reageren op internationale gebeurtenissen. Een echte blauwdruk voor de buitenlandse politiek blijkt niet te bestaan, anders dan de wens tot ’engagement’; in het bijzonder toenadering tot de Arabische wereld, Iran, Rusland en opkomende Zuid-Amerikaanse landen als Venezuela.
In de omgeving van Obama wordt reeds gesuggereerd dat veiligheidsadviseur James Jones, ondanks een goede verstandhouding met minister van buitenlandse zaken Clinton, moeite heeft met het gebrek aan strategische visie van de president. Want met ’engagement’ en mooie bedoelingen alleen komt een supermacht niet ver. Het klinkt allemaal nobel, maar uiteindelijk gaat het in de relaties tussen landen om rauwe macht waarmee leiders zo veel mogelijk speelruimte voor zichzelf, dus hun land scheppen.
Dit soort leiders, zoals Kim Jong-il kijken nu al hoever ze met de nieuwe president kunnen gaan. De Amerikaanse minister Gates van defensie heeft de antiraketraketten op Hawaii in stelling gebracht in afwachting van een nieuwe golf Noord-Koreaanse rakettesten. Amerika zal niet alleen onder schot worden genomen omdat het tot woede van de leiders in Pyongyang heeft aangekondigd Noord-Koreaanse schepen te willen inspecteren op illegale onderdelen voor raketten en kernwapens. Dat gebeurt ook omdat de Amerikaanse president, in tegenstelling tot zijn voorganger soft is en voorlopig niet verder wil gaan dan een VN-resolutie die het Noord-Koreaanse gedrag veroordeelt.
Ook in de kwestie Iran probeert Obama om de klippen heen te zeilen. Hij houdt zich terecht buiten de machtsstrijd, omdat anti-amerikanisme anders onderdeel van de strijd wordt. Het resultaat is echter felle kritiek van Republikeinen en columnisten als Charles Krauthammer die Obama in de The Washington Post verweet het herstel van de morele statuur van Amerika uitgangspunt van het beleid te hebben gemaakt, maar in Iran geen keuze wil maken voor democratische hervormingsgezinden.
Het laveren tussen goede intenties en de praktijk van de internationale betrekkingen zal Obama dwingen snel harde keuzes voor of tegen leiders te maken en daaruit consequenties te trekken. Doet hij dat niet dan zal zijn zwakte worden uitgebuit en wordt hij de speelbal van buitenlandse leiders en de republikeinen in het congres.
Wat Niels van Willigen heeft geconcludeerd, geldt ook voor Obama: goede wil en moraliteit zijn helaas geen werkbaar uitgangspunt voor het buitenlands beleid van een supermacht.
Trouw