‘En het interesseert ook nog eens niemand wat’, dacht ik na het lezen van de tirade van Agnes van Ardenne in NRC Handelsblad over de afkalvende reputatie van Nederland.
Van Ardenne, scheidend ambassadeur bij de Voedsel en Landbouworganisatie van de VN te Rome, deed een boekje open over hoe de rest van de wereld tegen Nederland aankijkt. Het opgeheven Nederlandse vingertje was tot voor enkele jaren geleden legendarisch. Wij namen andere landen de maat en zij moesten ons zien als het kompas waarop moest worden gevaren.
Van Ardenne’s observaties sporen met de mijne. Tijdens mijn bezoeken aan andere landen en internationale organisaties krijg ik voortdurend de vraag wat er met Nederland aan de hand is. Met Van Ardenne constateer ik een groeiend leedvermaak over Nederland. Inmiddels is ons vingertje door de PVV en harde bezuinigingen gebroken. Feitelijk maken wij ons onmogelijk binnen alle organisaties waarvan wij lid zijn.
In de Benelux liggen we op ramkoers met Vlaanderen over de Hedwigepolder. Die moet volgens het Scheldeverdrag van 2005 en de ecologische richtlijnen van de EU onder water worden gezet. Maar Nederland ziet de polder als een nationaal vraagstuk. De Antwerpse wethouder van havenzaken Van Peel constateerde dat Nederland iets doet dat zelden vertoond is tussen twee bevriende naties. Klopt. Verdragen zijn namelijk heilig.
Binnen de Navo hebben ze het met ons gehad sinds het laatste kabinet-Balkenende om een brief vroeg waarin verlenging van de missie in Uruzgan werd gevraagd. Toen de Navo vervolgens nul op het rekest kreeg, was dat een ongehoorde schoffering. Die kostte ons onze zetel bij de G20. Want Amerika pruimde ons ook niet meer. Een handjevol politietrainers voor Kunduz en een bijna symbolische luchtmachtbijdrage aan de strijd tegen Kadafi onderstreepten dat Nederland een onderpresteerder is geworden.
Dan onze positie binnen de EU. We zijn extreem kritisch over steun aan Griekenland, willen niet dat Bulgarije en Roemenië toetreden tot het Schengenakkoord dat het vrije verkeer van goederen en personen binnen de Unie regelt, liggen dwars over de toetreding van Servië en proberen elk verdrag open te breken waarin het woord migrant of asiel voorkomt.
In de VN hebben we al in geen jaren meer een hoge functie weten te bemachtigen. Maar binnen de Navo en de EU is ook toenemende aversie tegen Nederlanders op hoge posities.
Nederland lijkt op een boze, verongelijkte buurman. Maar in de internationale betrekkingen bestaat zuster Ursula helaas niet. Vervelende landen mogen in hun sop gaarkoken en krijgen steeds minder voor elkaar. Vooral ‘nee’ zeggen, werkt averechts. Want wie zelden ‘ja’ zegt, kan op weinig steun rekenen als het er echt op aankomt. Dat is tamelijk ernstig voor een land dat van elke euro zeventig cent in het buitenland verdient.
Daarom is desinteresse in Van Ardenne’s verhaal fout. De wereld zit niet op Nederland te wachten, Nederland wel op de wereld. Een slechte internationale reputatie vertaalt zich aantoonbaar in minder groei. Dat is de paradox: populisten beweren dat zij Nederland beschermen door met de rug naar het buitenland te gaan staan. Maar juist daardoor verkwanselen zij onze welvaart.
Trouw
Photo credit: H. Bos via Foter.com / CC BY-NC-SA