De stem van de vriendelijke jongeman die ons op de bovenste verdieping van het World Trade Centre in New York ontving met de woorden ‘welcome to the top of the world’ ben ik nooit meer kwijtgeraakt. Morgen, twintig jaar geleden, zou zich ook in dat andere gebouw waar ik vaak kwam, het Pentagon in Washington, een vliegtuig boren.
Toen ik op die fatale dag na mijn college huiswaarts reed, schoot ik gek genoeg direct in de modus van analist. Volgens mij was alleen Bin Laden in staat een dergelijke aanslag uit te voeren. Uit de kast pakte ik mijn map ‘Al Qaida’ en ging naar de televisiestudio.
In de dagen daarna kende de solidariteit met Amerika geen grenzen. De Navo activeerde artikel 5, want dit was een aanval op alle bondgenoten van de VS.
President Bush besloot terecht om de Taliban die van hun land een vrijplaats voor Al Qaida hadden gemaakt, te verdrijven. De Noordelijke Alliantie mocht het vuile werk opknappen. Amerika faciliteerde haar met special forces, luchtsteun en heel veel geld. Rugzakken met 5 miljoen dollar aan contanten werden door onherbergzame streken naar de krijgsheren gesjouwd.
Aandacht naar Irak
Voor mij was dit de start van regelmatige bezoeken aan Afghanistan. De eerste jaren was het rustig en konden we zonder veel problemen in Kaboel op zoek naar een restaurant. Maar in 2003 begon het mis te gaan. De neoconservatieve kliek in de VS onder aanvoering van vicepresident Cheney besloot om de aandacht naar Irak te verleggen. Mijn Amerikaanse collega’s Walz en Mearsheimer waarschuwden dat het voeren van dit soort oorlogen, waarbij geen enkel Amerikaans belang op het spel stond, desastreuze gevolgen kan hebben. Het zou Amerika verzwakken en de aandacht van Afghanistan afleiden. Precies dat gebeurde.
Begin 2011 kreeg 9/11 voor mij een onverwachte wending. Special forces, waarmee ik op pad was, namen mij mee naar een centrum waar inlichtingen bij elkaar kwamen. Op de agenda stond Geronimo. Ik had geen idee wie dat was, totdat iemand zei: ‘maar de chauffeur van Bin Laden…’. Ik weet nog wat ik dacht: ‘shit, Bin Laden leeft nog en nu weet ik waar hij zit’.
Het nagebouwde huis van Bin Laden
We spraken vervolgens in een commandocentrum buiten Kaboel met admiraal McRaven, de leider van de operatie. Mijn team sliep in een tent, naast het nagebouwde huis van Bin Laden. De oefeningen met helikopters hielden ons uit de slaap. In de herrie filosofeerden we over de vraag of er na een actie tegen Bin Laden een punt achter de operatie in Afghanistan zou moeten worden gezet.
Dat gebeurde pas tien jaar later en het werd een smadelijke afgang. Maar het geheim over Bin Laden dat ik mee naar huis nam werd een van de meest indringende ervaringen uit mijn leven.
Afgelopen weekeind trok een bevriende Amerikaanse generaal met wie ik in Tallinn, de hoofdstad van Estland, was, het boetekleed aan. Ook hij had toegestaan dat de Taliban Pakistan als vrijplaats konden blijven gebruiken. Zijn land had verzuimd een Afghaanse strijdkracht te creëren die zelfstandig kon functioneren.
Men had zich compleet verkeken op Afghanistan zelf en de gang naar Irak was een strategische blunder.
We concludeerden dat we twintig jaar na 9/11 weinig waren opgeschoten.
Rob de Wijk is hoogleraar internationale relaties en veiligheid aan de Universiteit Leiden en oprichter van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS). Hij schrijft wekelijks over internationale verhoudingen. Lees zijn columns hier terug.
Bron: Trouw.nl