Als optimisme en positivisme het gaan winnen van de analyse ontstaan vaak problemen. Ik was opgelucht door de verkiezingsuitslag. Het redelijke midden had gezegevierd. Maar in werkelijkheid was de PvdA naar de SP gedreven en de VVD naar de PVV. Het uitruilen van dossiers duidde vooral op onmacht om tot een compromis te komen waardoor extreme oplossingen in het regeerakkoord met elkaar werden verzoend. Feitelijk werd de politieke en maatschappelijke polarisatie in Rutte II geïnstitutionaliseerd. Met bezweringsformules als ‘eerlijk delen’ en elkaar ‘iets gunnen’ werd dit gemaskeerd, maar uiteindelijk was het de oorzaak van een valse start waarbij het deelnemersveld crashte.
De opluchting over de verkiezingsuitslag onttrok de realiteit aan het zicht. Crisistijd maakt mensen egoïstisch. Maatregelen ten voordele van de ene groep, kunnen op weinig sympathie rekenen bij de benadeelde groep. In crisistijd wordt de solidariteit het eerste slachtoffer. Dat verklaart het gemak waarmee op ontwikkelingssamenwerking wordt gekort. En waarom een opstand binnen de VVD uitbrak: wat de rijken verliezen winnen de lagere inkomens, terwijl 80 procent van de belastingopbrengsten al door 20 procent van de belastingbetalers wordt opgebracht. Afgedwongen solidariteit is voor hen diefstal. Frankrijk demoraliseert zo ondernemers en jaagt de rijken het land uit, waardoor de crisis verergert.
Afbraak van solidariteit is ook in de internationale politiek zichtbaar. België, het Verenigd Koninkrijk en Spanje staan daardoor op springen. Regio’s storen zich aan het feit dat zij het beter doen en daarom veel geld moeten afdragen aan de armlastigen binnen het land. In tijden van economische groei is dat geen probleem. Er is voldoende geld voor een transfer van rijk naar arm, maar op het moment dat rijk zelf het gevoel krijgt arm te kunnen worden, is het uit met de solidariteit en blazen Vlaanderen, Schotland en Catalonië uit eigenbelang zo nodig het hele staatsverband op.
Precies om die reden lukt het maar niet om de landencrisis binnen de eurozone onder controle te krijgen. Hier gaat het om moral hazard: noordelijke landen willen niet door te gemakkelijke leningen het zuiden stimuleren in het voorzetten van slecht gedrag. En precies om die reden is er in het noorden fel verzet tegen het idee van een transfer union waarbij geld van het rijke noorden naar het armere zuiden stroomt. De rijken pikken het niet dat de armen van hun geld ‘feestvieren’, ook al is het in het belang van de rijken dat de armen gered worden. Want anders gaan ze samen ten onder.
Politici zijn onmachtig om dit fenomeen onder controle te krijgen. Zo bekeken is het politieke gedoe in Nederland een exponent van een groter probleem dat het functioneren van onze democratie raakt. Het westen takelt af door te weinig groei, hoge schulden en vergrijzing. Verschillen tussen jong en oud, werkers en niet-werkenden kunnen binnen landen niet makkelijk worden afgekocht, en arme en rijke landen gunnen elkaar weinig.
In zware crises blijkt democratie een disfunctioneel systeem. Solidariteit werkt bij economische groei, maar sneuvelt in crisistijd. In de Nederlandse politiek lijken de gelederen nu gesloten. Dat is vermoedelijk schijn. Want solidariteit laat zich niet afdwingen.