Landen die van buitenlandse producenten wapens kopen, zijn daar decennialang van afhankelijk, schrijft Paul van Hooft.
De Russische agressie tegen Oekraïne zorgt ervoor dat Europese landen eindelijk vaart lijken te maken met het voldoen aan de NAVO-norm, en de uitgaven aan defensie verhogen naar 2 procent van het bbp. Duitsland kondigde zelfs aan volgend jaar al 100 miljard euro te besteden aan herstel en nieuwe aankopen. De stijgingen vallen samen met de lang verwachte publicatie, twee weken geleden, van het EU Strategisch Kompas.
Hoge defensie-uitgaven verhouden zich slecht met het Europese zelfbeeld. De afgelopen jaren kondigden steeds meer Europese banken aan uit ethische motieven niet meer in de defensie-industrie te investeren. Het onderliggende idee lijkt wellicht intuïtief moreel juist. Steun voor de defensie-industrie zou geweld voeden doordat wapens worden geëxporteerd, ook naar conflictgebieden waar minder scrupuleuze actoren ze zullen gebruiken.
De pijnlijke werkelijkheid is dat als Europa niet investeert in eigen onderzoek, ontwikkeling, en productie van militaire technologie, de Europese defensie-industrie een niet in te halen achterstand zal oplopen. De complexiteit van militaire technologie neemt namelijk telkens toe. Die achterstand maakt Europa kwetsbaarder en nog afhankelijker voor zijn veiligheid van de Verenigde Staten.
Moderne wapensystemen zijn steeds meer een optelsom van talloze zeer specifieke afzonderlijke technologieën. We hebben het niet over geweren die uit een beperkt aantal mechanische delen bestaan. Het aantal onderdelen in geavanceerde gevechtsvliegtuigen is met meerdere ordes van grootte toegenomen. Veelzeggend: de F-35 heeft 5,6 miljoen regels softwarecode; de F-22, een directe voorloper, had ‘maar’ 1,7 miljoen regels.
Specialistische kennis
Ook de kennis van de productie van de technologie is verveelvoudigd. Een stealth-vliegtuig is bijvoorbeeld bedoeld om onzichtbaar te zijn voor de radar van een tegenstander. Maar als de naden van het vliegtuig niet zeer nauwkeurig gelast worden, als de verf niet precies goed is, als de ventilatie van de motoren niet perfect is afgesteld, enzovoort, is het verre van onzichtbaar. De onderzoekers Andrea en Mauro Gilli, hebben uitgebreid geschreven over deze trend van toenemende complexiteit. Het aantal benodigde specialisten neemt toe en niemand beheerst het gehele systeem. De kennis wordt zo specifiek dat deze ook moeilijk overdraagbaar is (mede een gevolg van geheimhouding). Oftewel, als de specialisten met pensioen gaan, verdwijnt een belangrijke deel van de kennis. Het Pentagon is nu aan het heruitvinden hoe het kernkoppen moet bouwen.
Het inhalen van achterstand op staten die militair voorlopen is dus veel moeilijker dan honderd jaar geleden.
Vermoedelijk zijn er weinig mensen die een traan laten om dalende inkomsten of zelfs het verdwijnen van Europese defensieproducenten. Toch zal Europa wapens moeten hebben om zich te verdedigen, zeker nu voor de meesten duidelijk is dat Rusland een bedreiging is voor de Europese veiligheid. Maar wapenaankopen maken staten afhankelijk van de verkoper. Het zijn geen telefoons of wasmachines. De aankoop van een modern wapensysteem is het begin van een decennia-durende relatie met de defensieproducent. Het gaat om het verkopen van onderdelen, munitie, onderhoud, updates – waaronder nu ook steeds vaker softwareupdates. De F-35 zou snel onbruikbaar zijn als de complexe software waar het vliegtuig van afhankelijk is niet regelmatig bijgewerkt wordt. Het is ook pas op die lange termijn waar winsten worden behaald, hetgeen de wapenindustrie potentieel lucratief, maar vooral onzeker maakt.
Om de Europese afhankelijkheid te verkleinen is de EU de versnippering van onderzoek en ontwikkeling op militair gebied aan het verminderen, door die samen te brengen via het Europese Defensiefonds en de Permanente Gestructureerde Samenwerking op het gebied van Defensie en Veiligheid (PESCO). Het idee is om zo de efficiëntie van de Europese militaire industrie te verhogen; de plannen in het EU Strategisch Kompas moeten dit versnellen.
Afhankelijkheid is onacceptabel
Het is verleidelijk om wapensystemen bij de Amerikaanse wapenindustrie ‘van de plank’ te blijven kopen. Het is namelijk goedkoper. Omdat de VS zowel de grootste producent als de grootste consument van wapens zijn, hebben ze economische schaalvoordelen waartegen niemand kan concurreren. Daarmee kan Amerika aan de rest van de wereld verkopen voor prijzen die zelfstandig geproduceerde wapens niet kunnen halen. Zo zal een aanzienlijk deel van de door Duitsland aangekondigde stijging in defensie-uitgaven opgeslokt worden door de aankoop van F-35’s, nodig voor in NAVO-verband afgesproken nucleaire taken. Dat is altijd goedkoper dan zelf een dergelijk vliegtuig ontwikkelen. Maar extern aankopen verankert de Europese afhankelijkheid steeds dieper. En dat is een groot risico in een wereld die steeds onveiliger wordt, waar het zwaartepunt wegschuift uit Europa, en de steun voor bondgenootschappen steeds onvoorspelbaarder is.
Er is niets moois aan wapens en de roep om te desinvesteren in de wapenindustrie is daarom begrijpelijk. Maar onoverkomelijke achterstanden en afhankelijkheden zijn geen acceptabele prijs daarvoor. Een sterkere interne Europese defensiemarkt is noodzakelijk voor Europese handelingsvrijheid op de lange termijn. Het wordt dan ook makkelijker om serieuze standaarden te handhaven voor aan welke landen buiten Europa verkocht mag worden. Het nieuwe Nederlandse kabinet maakt aanstalten om voor het eerst in lange tijd weer serieus in defensie te investeren; dat kan het het beste in Nederlandse en andere Europese wapens doen.
Bron: NRC