Wij leven nog steeds in de wereld van Oppenheimer, Hiroshima, en Nagasaki: we moeten opnieuw leren hoe we het gevaar van kernwapens beheersbaar kunnen maken, schrijft Paul van Hooft, senior strategisch analist bij het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS).
Dit weekend herdenken we de bombardementen op Hiroshima (6 augustus) en Nagasaki, 78 jaar geleden. Het was niet zozeer de enorme sterfte waarmee de kernbommen, toen voor het eerst ingezet, angst aanjaagden. In de context van de tientallen miljoenen doden van de Tweede Wereldoorlog waren de 110 tot 210 duizend doden in Hiroshima en Nagasaki namelijk geen radicale escalatie; ‘gewone’ bombardementen op Tokio maakten eerder dat jaar ongeveer evenveel doden. Het was vooral de snelheid waarmee in augustus 1945 de doden vielen die angst voor kernwapens opriep: hele steden werden in enkele seconden weggevaagd, in plaats van over meerdere nachten en met honderdduizenden bommen. Later werden ook de gevolgen van radioactiviteit duidelijk.
Dit nooit meer, denken we sindsdien vaak, en nogal eens wordt ook gedacht dat er sindsdien geen kernwapens meer zijn ingezet. Maar dat klopt niet: we gebruiken ze in feite nog elke dag. Kernwapens remmen namelijk grootmachten af om grootschalige agressie in te zetten tegen andere grootmachten. Dat klinkt paradoxaal, en nucleaire wapens zijn dat ook: we gebruiken ze door ze niet te gebruiken. Hoe die paradox werkt, zien we op dit moment bijvoorbeeld in de Russische invasie in Oekraïne. Zou Rusland zich hebben weerhouden westerse militaire doelen aan te vallen als er geen risico op nucleaire escalatie was? Zou de NAVO hebben afgezien van directe interventie in Oekraïne, of gekozen voor het instellen en verdedigen van een no-fly zone? Door te dreigen met kernwapens beïnvloedt het Russische regime bovendien effectief het westerse handelen.
Tegelijkertijd is die dreiging niet nieuw, en gaat ze veel verder dan alleen de Russische dreigementen. We leven opnieuw in een tijdperk van grote nucleaire onzekerheden. De huidige problemen met kernwapens zijn zelfs complexer dan tijdens de Koude Oorlog. Dat heeft een aantal oorzaken.
Verschuivend machtsevenwicht
Allereerst zijn de overeenkomsten om kernwapens te beheersen die tijdens en vlak na de Koude Oorlog werden gemaakt bijna allemaal uit elkaar gevallen. Het INF-verdrag dat korte- en middellangeafstandswapens beperkte is bijvoorbeeld in 2019 door de Verenigde Staten en Rusland opgezegd. De regering van George W. Bush jr. stapte al in 2002 uit het ABM-verdrag dat raketverdediging inperkte. Het New START-verdrag dat het maximaal aantal Amerikaanse en Russische kernwapens reguleert staat op wankelen, nu Rusland medewerking heeft opgeschort.
De nog onduidelijke effecten van nieuwe technologieën dragen verder bij aan de complexiteit van de huidige problemen. Kunstmatige intelligentie is waarschijnlijk de gevaarlijkste ontwikkeling, omdat het de snelheid van handelen opvoert, data snel bij elkaar brengt, en onbedoeld besluiten zou kunnen nemen zonder betrokkenheid van mensen.
Bovendien verschuift het machtsevenwicht in de wereld. Tijdens de Koude Oorlog was het al moeilijk genoeg om escalatie te voorkomen, zoals bleek tijdens de Cubacrisis in 1962. Maar toen ging het eigenlijk vooral nog om de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, omdat de Britse, Franse en Chinese wapenarsenalen kleiner en irrelevanter waren. Dat is veranderd. China is bezig met een inhaalslag, en India, Pakistan en Noord-Korea beschikken inmiddels ook over kernwapens (en Israël al langer onofficieel ook). Dit leidt tot meer spanningen: de Verenigde Staten schrikken zowel Rusland als China af (en omgekeerd), net als India en China elkaar afschrikken, en India en Pakistan.
Dat verschuivende nucleaire evenwicht heeft grote gevolgen – júist voor ons in Europa. Al ruim zeventig jaar beloven de Verenigde Staten haar Europese en Aziatische bondgenoten bescherming via nucleaire afschrikking. Mede daarom zoeken Amerikaanse beleidsmakers constant naar strategische voordelen, zoals de mogelijkheid om de wapens van de tegenstanders te vernietigen en het plaatsen van een raketschild. Dat roept weer reacties op bij tegenstanders als Rusland en China, die de afgelopen jaren nieuwe wapensystemen ontwikkelen om Amerikaanse verdediging te omzeilen. Vervolgens zoeken de Verenigde Staten naar nieuwe, risicovolle manieren om de geloofwaardigheid van zijn afschrikking in zowel Europa als Azië in stand te houden. Zo ontstaat er een nieuwe wapenwedloop tussen grootmachten.
Die Amerikaanse investeringen zijn niet altijd wenselijk, maar zónder de Amerikaanse bescherming zouden waarschijnlijk meer staten zelf kernwapens ontwikkelen. Japan en Zuid-Korea beschikken bijvoorbeeld allebei over het technische vermogen om die wapens te ontwikkelen, en over beleidsmakers die daarop hebben gehint. Als meer bondgenoten kernwapens bezitten kan dat de druk op de Verenigde Staten verlichten, maar het kan ook een golf van verdere proliferatie op gang brengen – en daarmee de kans op fouten vergroten. Deze dilemma’s zijn onmogelijk om op te lossen.
Wapenbeheersing
Wat kan Europa in deze alarmerende context doen? Ten eerste kunnen Europeanen geavanceerde conventionele wapenarsenalen opbouwen om zelf Rusland beter af te schrikken. Sommige van die wapens kunnen Rusland onder druk zetten om naar de onderhandelingstafel te gaan. Wapenbeheersing vereist namelijk geen goede betrekkingen. Het plaatsen van Amerikaanse middellangeafstandsraketten begin jaren tachtig, wat tot veel protesten leidde, was bedoeld om de Sovjets te laten praten. Met succes: het droeg bij aan de totstandkoming van het INF-verdrag.
Ten tweede kan Europa er bij de Verenigde Staten op aandringen om met zowel Rusland als China afspraken te maken over het beperken van nucleaire risico’s. Het zal daarentegen moeilijk zijn om nieuwe wapenbeheersingsverdragen door het Congres te krijgen – zie ook de wijze waarop de Trump-regering de deal met Iran verscheurde. Ten derde kunnen de Europeanen zelf gesprekken aangaan met China, vooral om concrete afspraken te maken over de beheersing van nieuwe technologieën.
Christopher Nolans film Oppenheimer die nu in de bioscopen draait toont het begin van het nucleaire tijdperk. Het toont ook dat de vreselijke dilemma’s waar we nu nog steeds voor staan tóen al duidelijk waren. Ondanks onze hoopvolle verwachtingen na de Koude Oorlog hebben we het einde van dat tijdperk nog steeds niet bereikt. Initiatieven als de Internationale Campagne tot Afschaffing van Kernwapens (ICAN) zijn idealistisch, maar hebben geen antwoord op de vraag hoe we de Poetins en Kim-Jong Uns van deze wereld overtuigen hun kernwapens op te geven.
De ogenschijnlijk plotselinge terugkeer van kernwapens op het wereldtoneel vorig jaar verraste veel Europeanen, maar dat was onterecht. We zijn dertig jaar gemakzuchtig geweest. We zullen de weggezonken kennis daarom opnieuw moeten opbouwen, en opnieuw met kernwapens moeten leren leven.
Bron: NRC, 4 augustus 2023