Vanwege de Russische raketaanvallen gaat er meer westers luchtafweergeschut richting Oekraïne. Helemaal waterdicht zal deze veiligheidsparaplu nooit worden, zegt HCSS analist Paul van Hooft in een interview met NRC.
De Nasams en Iris-T zouden deze Sovjet-systemen moeten vervangen, zegt Paul van Hooft, defensie-analist bij The Hague Centre for Strategic Studies, die onderzoek doet naar luchtverdediging. „Dit soort korte- en middellange-afstandssystemen bestaat uit een radarinstallatie die de inkomende raket moet detecteren, een commandopost met de bemanning, en lanceerders met meerdere raketten.”
Behalve voor de korte-afstandssystemen, waarvan het Westen er al duizenden leverde, geldt dat de vervanging van Sovjet-materieel nog maar nauwelijks begonnen is. Van Hooft: „De productie van nieuwe wapensystemen, dus ook luchtverdedigingssystemen, staat nog op het lage niveau van vredestijd. Het kost tijd om dat te verhogen.”
Bij de systemen die er al wel zijn, hangt alles af van hoe je ze inzet, zegt Van Hooft. „Er zijn veel variabelen die het succes bepalen, zoals: welke dreiging je probeert te verslaan.” Zo zet Rusland ballistische raketten in, zoals de zeven meter lange Iskander-M. „Die gaan extreem snel, tot 8.000 kilometer per uur, en komen in een paraboolbaan bijna recht van boven ingeslagen.” Voor luchtverdedigingssystemen is het extreem moeilijk om deze raketten uit te schakelen, ook al zijn ze groot en weinig wendbaar.
Kruisraketten als de Kalibr, aangedreven met een raketmotor, zijn trager: rond 800 kilometer per uur. „Maar die vliegen lager, op vijftig tot honderd meter hoogte, dus ze duiken pas later op de radar op”, zegt Van Hooft. „Bovendien zijn ze wendbaar en kunnen ze dus uitwijken.”
Nog trager, rond de 180 kilometer per uur, zijn de met propeller aangedreven kamikazedrones zoals de Iraanse Shahed-136-drones. Van Hooft: „Die zijn traag, maar klein en wendbaar, dus moeilijk te raken, en ze kunnen nog lager vliegen dan kruisraketten, tussen gebouwen door.”
Daarnaast zijn ze goedkoop, tienduizenden dollars per stuk, zodat ze in grote aantallen kunnen worden ingezet. Volgens de Oekraïense militaire inlichtingendiensten heeft Rusland in Iran 2.400 Shahed-136’s besteld. „De raket van veel luchtverdedigingssystemen is duurder dan de drone zelf”, zegt Van Hooft.
Om al deze dreigingen te beantwoorden is naast een gelaagde luchtverdediging vooral ook kennis, ervaring en training nodig, zegt Van Hooft. „Het gaat vaak om reageren binnen seconden, maar je ziet dat de Oekraïners daar steeds beter in worden.” Zo is op een online video van maandag te zien hoe soldaten onder gejuich een kruisraket uit de lucht schieten met een Manpad. Van Hooft: „Dat had ik niet voor mogelijk gehouden.”
Van Hooft: „Je moet allerlei afwegingen maken: welke systemen zet je in, in welke richting kijken je radars, en vooral: waar zet je ze neer? Het is fysiek onmogelijk het hele land onder een luchtverdedigingsparaplu te zetten. Voor een enkele grote stad zou je tientallen batterijen nodig hebben. Dat kan geen enkel land zich veroorloven. Zoveel systemen zijn er überhaupt niet. Bovendien zijn ze ook nodig aan het front, om militairen en materieel te beschermen, dus moeten er harde keuzes gemaakt worden.”
Kortom: het vervangen van luchtverdedigingssystemen door westerse landen zal de Oekraïners nooit volledig kunnen vrijwaren. Toch zullen ook de Russische aanvallen militair steeds minder effectief worden, vermoedt Van Hooft. „Er zijn veel aanwijzingen dat Rusland door zijn raketten heen raakt.” Zo zijn de gebruikte exemplaren steeds meer ouderwetse, niet-precieze types, en bijvoorbeeld raketten van het eigen S-300-luchtverdedigingssysteem, die daar helemaal niet voor bedoeld zijn, en dus nauwelijks te richten zijn.
Van Hooft: „Ze kunnen eigenlijk alleen nog terreur zaaien.”
Lees het hele artikel van Bruno van Wayenburg in NRC.