De Koerden willen buitenlandse IS-strijders toch zelf voor de rechter brengen in Syrië. Dat kan ook gevolgen hebben voor Nederlandse Syriëgangers. Er worden echter grote vraagtekens gezet bij de juridische legitimiteit van het plan.
Het kabinet schreef in december aan de Tweede Kamer dat berechting door de Syrische Koerden volgens Nederland en andere Europese landen ‘noch mogelijk, noch wenselijk’ was. Rechtspraak is normaliter voorbehouden aan een rechterlijke macht binnen een staat. De Koerden beheersen wel grondgebied, maar zijn niet erkend als staat.
Han ten Broeke van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) vindt die houding ‘wel erg formalistisch’, omdat het kabinet ook pleit voor regionale berechting van IS-strijders.
Volgens Ten Broeke heeft Nederland niet veel te willen: de eigen strijders terughalen wil het kabinet absoluut niet, maar meewerken aan berechting door Irak of Syrië, waar de doodstraf wordt toegepast, is ook geen optie. “De Koerden hebben weliswaar geen staat, maar we accepteren wel dat de Koerden IS’ers opsluiten. Ook dat is normaliter voorbehouden aan een staat. In deze puinhoop moet je het internationaal recht en pragmatisme verzoenen. Het volkenrecht is mooi, maar het kan ook een dwangbuis zijn waarin je jezelf naait.”
Lees het hele artikel terug in het Parool.