Er zijn leiders die het volk leiden en leiders die zich door het volk laten leiden. Met die laatste categorie heb ik niets. Waarom de gemiddelde Nederlander vragen of, zo ja, hoeveel en waarop bezuinigd moet worden om het land voor de financiële ondergang te behoeden?
Op die vraag een antwoord geven is de taak van politici die daarvoor door het volk zijn ingehuurd. Politici worden bovendien geacht voor het algemeen belang op te komen, niet voor het individuele belang van Piet en Miep.
Populisme speelt vooral een rol bij onderwerpen van de emotie, zoals de gang naar Kunduz of de toekomst van Europa. Toch zie ik voorzichtig een kentering ontstaan. Het onderscheid tussen links en rechts maakt langzaam plaats voor onderscheid tussen politici die verantwoordelijkheid nemen en leiderschap tonen en zij die dat niet doen.
Wat dat betreft heb ik afgelopen weekeinde met bewondering naar het optreden van GroenLinks leider Jolande Sap zitten kijken. Evenals de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking was ook haar achterban mordicus tegen de politiemissie naar Kunduz. Ze legde uit wat haar beweegredenen waren, overtuigde haar achterban niet, maar kreeg wel respect voor de wijze waarop ze zich in de Kamer had opgesteld. Deze opstelling verstevigde haar positie.
Dat is in mijn ogen leiderschap dat in Nederland te vaak wordt gemist. Sap bewijst dat een leider zijn of haar positie kan versterken, ook al keurt het overgrote deel van de achterban de ingenomen standpunten af.
Er zijn ook leiders die zich door het volk laten leiden – zoals in het Kunduz-debat PvdA-voorman Job Cohen. Zulke leiders boeken mogelijk op korte termijn electoraal succes, maar betalen uiteindelijk de rekening als zij voor stagnatie kiezen. Want echte leiders kijken naar het bredere plaatje en stellen zich voordurend de vraag wat goed is voor Nederland en de wereld.
Nieuw leiderschap ontluikt ook in Europa. Terwijl iedereen voor de buis gekluisterd zat voor wat door de media verslagen werd als een wedstrijd tussen de Egyptische president Moebarak en het team van het Egyptische volk op het Tahrirplein, presenteerden bondskanselier Merkel en de Franse president Sarkozy een idee om de euro te versterken. Het idee behelst een sterkere integratie van de zeventien eurolanden om te komen tot, in de woorden van Sarkozy, ’een pact van economische integratie en samenwerking’.
De landencrisis die de euro aan het wankelen bracht maakte duidelijk dat een fundamentele zwakte moest worden rechtgezet: de ongecoördineerde wijze waarop Europese landen hun economisch en fiscaal beleid vorm geven zonder stil te staan bij de gevolgen voor de hele eurozone.
Zoals bekend werd het ontbreken van een politieke unie door critici van de euro altijd gezien als recept voor een ramp. De erkenning daarvan ligt ten grondslag aan het Frans-Duitse voorstel, dat de Europese Unie economisch sterker en politiek relevanter moet maken.
Wat hiervan het verband is met het recente Kunduz-debat in Nederland? Ook hier geldt dat slechts een klein deel van de Europese burgers de verdere integratie van de zeventien eurolanden steunt. Maar uiteindelijk gaat het bij leiderschap om het algemeen belang. Ook al vereist dat maatregelen die een meerderheid nu niet wil.
Trouw