Defensie moet dit jaar met een visie komen op de krijgsmacht van de toekomst. Strategisch Analist Patrick Bolder hoopt dat de defensietop inziet dat het oplappen van bestaande legeronderdelen uit de tijd is, schrijft hij in De Telegraaf. „Wordt er genoeg nagedacht over de veranderende aard van oorlogsvoering en strijd?”
„Binnen het ministerie van Defensie wordt stevig nagedacht over de toekomst van onze krijgsmacht. In de loop van dit jaar komt de langverwachte en broodnodige herziening van de Defensienota 2018: Investeren in onze mensen, slagkracht en zichtbaarheid. Dat is een belangrijk moment, want geopolitiek gezien zijn er grote spanningen. De Verenigde Staten en Rusland staan weer tegenover elkaar, terwijl ook China en kleinere landen hun plek op het wereldtoneel nadrukkelijk opeisen. Het aflopen van ontwapeningsverdragen, het ontstaan van handelsoorlogen en verspreiding van goedkope en effectieve militair bruikbare technologie zijn slechts enkele voorbeelden van wat ons te wachten staat.
Deze ontwikkelingen zijn ingrijpend genoeg om nu goed en ver vooruit te kijken. Zeker als we zien dat vervanging van grote wapensystemen vele jaren duurt. De aanschaf van de F-35 kostte ruim vijftien jaar aan politieke discussies. En een heldere visie is juist nu nodig, want het defensiebudget stijgt voorzichtig. De premier heeft in 2014 op de NAVO-top in Wales plechtig beloofd, en in 2019 nog eens bevestigd, om 2% van het Bruto Nationaal Product aan defensie uit te geven.
Dat de politiek bereid is meer aan de krijgsmacht uit te geven komt doordat de bedreigingen voor onze veiligheid toenemen en veranderen. Er rijzen vragen over de samenstelling en toerusting van de toekomstige krijgsmacht. De belangrijkste: wat moet onze defensie over pakweg 15 tot 25 jaar aankunnen? En wat voor soort eenheden en wapens zijn daarvoor nodig?
Sinds enkele jaren zien we op laag niveau zeer kleinschalige experimenten met nieuwe technologieën. Dat is geen gevolg van Haags beleid, maar gebeurt omdat de commandanten van marine, land- en luchtmacht en marechaussee dat belangrijk vinden.
Het meeste beschikbare extra geld wordt echter gestoken in de reparatie van de (oude) krijgsmacht. Zelf vergelijk ik onze defensietop graag met een trucker. Een vrachtwagenchauffeur die vooral in de achteruitkijkspiegel kijkt. Hij schrikt van wat er afgelopen jaren aan vracht van de oplegger is afgevallen en wil dat eerst weer terugstapelen. Terwijl hij juist door de voorruit moet kijken om te bepalen wat in de nabije toekomst nodig is om dan relevant te kunnen zijn.
Komt die reflex om eerst weer terug te stapelen door het ontbreken van een gedegen visie op de toekomst van en voor defensie? Wordt er genoeg nagedacht over de veranderende aard van oorlogsvoering en strijd? De nieuwe Defensievisie moet het antwoord op deze vragen gaan leveren.
Voor mij staat vast dat wanneer de defensietop vooruit kijkt, zal blijken dat die nu nog kleinschalige experimenten enorm waardevol zijn.
Door de voorruit kijken is niet eens zo heel moeilijk: op het slagveld van de toekomst zullen we onbemande wapens zien die dankzij kunstmatige intelligentie zelfstandig kunnen beslissen over leven en dood. Komen dreigingen vanuit de ruimte en zal je ze ook vanaf daar moeten bestrijden. Worden conflicten uitgevochten in cyberspace en op de bodem van oceanen. De vijand kan een land zijn, maar ook een groepering. En de tegenstander kan in legergroen komen, maar ook onherkenbaar als burger. Om het nog complexer te maken, kunnen we met meerdere dreigingen tegelijk worden geconfronteerd. Onze recente toekomststudies duiden daarop. De vraag is hoe en in welke mate de beleidsmakers van het ministerie van Defensie deze voor de hand liggende ontwikkelingen zien en weten mee te nemen in de visie voor de krijgsmacht.”
Foto credit: Jos Van Leeuwen, De Telegraaf, 11 maart 2020.