‘We brengen de basis op orde’ staat in de regeringsverklaring van Rutte IV over defensie te lezen. De basis voor wat, vraag ik mij af. De afgelopen decennia is de Nederlandse krijgsmacht, net zoals die van veel andere Europese landen, getransformeerd tot eentje waarmee hoofdzakelijk vredes- en stabilisatieoperaties buiten het Navo-gebied kunnen worden uitgevoerd. Daarvoor zijn lichte, makkelijk te transporteren eenheden en wat jachtvliegtuigen ter bescherming nodig.
Ik heb als defensieambtenaar in de jaren negentig vol overgave aan deze transformatie meegewerkt. Maar al snel zagen we dat de politiek te ver doorschoot. Decennialang werd het vredesdividend geïnd. Alles wat ‘zwaar was’, zoals tanks, moest de deur uit. Toch werd in de Defensienota van 1993 het grote conflict niet helemaal weggeschreven. Gaandeweg maakte een deugdelijke inschatting van de veiligheidssituatie plaats voor wensdenken en strategische apathie. De politiek was in meerderheid niet meer in defensie geïnteresseerd en veel kennis vloeide uit de organisatie.
De rekening daarvan krijgen we nu gepresenteerd. Begin 2020 hield ik Kamerleden van alle partijen voor dat Defensie opnieuw moet investeren in spullen voor vredes- en stabilisatieoperaties én voor de aloude verdediging van het Navo-gebied tegen Russische agressie. Ik betoogde dat de grootste uitgaven moesten worden gedaan in spullen die we hopelijk nooit nodig zullen hebben. Als dat wel het geval zou zijn, dan had de afschrikking gefaald en zouden we in een verschrikkelijke oorlog verzeild zijn geraakt. De nieuwe defensienota zou hierop een antwoord moeten geven.
Er zijn enorme investeringen nodig
Veel Kamerleden keken me wat glazig aan. Want defensie was er toch om mensen te beschermen en niet om oorlog te voeren? Het was duidelijk dat de annexatie van de Krim bij hen geen omslag in het denken had veroorzaakt.
De Defensievisie 2035 was vervolgens weinig concreet, maar concludeerde wel dat de organisatie niet op de ‘veranderende dreigingen’ was toegerust. Dat was geen typisch Nederlands fenomeen. De hoogste Duitse militair stelde onlangs nog dat de Wehrmacht niet in staat is het land te verdedigen. Maar ook met 100 miljard euro erbij kost het jaren om deze op orde te brengen.
Dat geldt ook voor Nederland. ‘De basis op orde’ eist een totaal andere krijgsmacht. Eentje die elders in de wereld vredesoperaties kan uitvoeren én zware gevechtsoperaties om onze belangen te verdedigen.
Want in de nieuwe wereldorde worden de handelsroutes, de toegang tot grondstoffenvoorraden en de energievoorziening steeds ernstiger bedreigd. Die kunnen we nu nauwelijks geloofwaardig beschermen. Hiervoor zijn enorme investeringen nodig: in snel inzetbare eenheden met veel gevechtskracht en in speciale eenheden. De bescherming tegen Rusland eist vervolgens mega-investeringen in wapensystemen met een groot bereik, in meer jachtvliegtuigen en in meer parate eenheden, reservisten en transportcapaciteit om bijvoorbeeld troepen en materieel uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten van Rotterdam naar Polen te transporteren. Er zijn aanpassingen van de infrastructuur nodig. Want zwaar defensiematerieel zakt door de meeste bruggen. De kosten zijn astronomisch.
De kosten exploderen als we dit zonder Amerika moeten gaan doen. Want Biden krijgt zijn handen vol aan China. In ruil voor zijn steun aan de Navo zal hij onze steun in Azië vragen. Dat vereist een nog grotere krijgsmacht en drijft de rekening verder op.
Rob de Wijk is hoogleraar internationale relaties en veiligheid aan de Universiteit Leiden en oprichter van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS). Hij schrijft wekelijks over internationale verhoudingen. Lees zijn columns hier terug.
Bron: Trouw