Research
Vanaf de industrialisatie, rond 1750, werd het onderwerp veiligheid gezien als een ‘exclusieve’ kerntaak van de overheid. Deze kerntaak van de overheid bestond enerzijds uit het geweldsmonopolie dat inhoud kreeg via defensie en politieorganisaties. Anderzijds werd aan deze kerntaak voor veiligheid inhoud gegeven via vele wettelijke veiligheidsregels, waarop overheidstoezicht werd gehouden.
Deze ‘intensieve’ en ‘kostbare’ taak van de overheid ging zich zowel nationaal als internationaal wijzigen in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw. Zowel op het terrein van de burgers, alsmede op het terrein van ondernemingen en organisaties werd het onderwerp veiligheid steeds meer gezien als een ‘gedeelde’ verantwoordelijkheid. Eenieder – burgers, ondernemingen of organisaties – werd steeds meer geacht om zijn of haar eigen verantwoordelijkheid voor veiligheid te nemen. Géén betutteling meer door de overheid, maar ‘de overheid op afstand’, zo luidde het devies. ‘Laat de veiligheid aan de sectoren zelf over!
Deze gedeelde verantwoordelijkheid is logisch, omdat de overheid alleen natuurlijk nooit de veiligheid van de samenleving kan waarmaken en/of garanderen. Maar het onderwerp veiligheid is en blijft wel een kerntaak van de overheid, hetgeen ook nog eens uitdrukkelijk werd onderschreven door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Kortom, van de overheid mag en moet je op het gebied van veiligheid kunnen verwachten dat zij als een zéér kritische waakhond én veiligheidsregisseur optreedt. En dat zij de vinger aan de pols houdt of de gemaakte wettelijke afspraken ‘werkbaar’ zijn en worden nageleefd. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor de veiligheidsregels die door de sectoren zelf zijn opgesteld. Er moet immers sprake zijn van een balans van verantwoordelijkheden.
In deze notitie zetten Prof. mr. Pieter van Vollenhoven en Drs. Lodewijk Gunther Moor grote vraagtekens bij de wijze waarop de overheid inhoud geeft aan deze kerntaak – zowel bij defensie, de nationale politie, alsmede ten aanzien van ondernemingen, organisaties en bij burgers.
De noodzaak van de komst van ‘onafhankelijk toezicht’ wordt hiermee nogmaals onderschreven om zo de samenleving tijdig te kunnen waarschuwen als de uitvoering van deze kerntaak door de overheid in het gedrang is.
Auteurs:
Prof. mr. Pieter van Vollenhoven, Senior advisor HCSS, Oud-voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid
Drs. Lodewijk Gunther Moor, Oud-directeur Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie
Met steun van het Fonds Slachtofferhulp