Research
Voor de derde keer sinds de Tweede Wereldoorlog moet de Nederlandse krijgsmacht zich aanpassen aan een fundamenteel andere veiligheidssituatie in Europa die het gevolg is van de nieuwe geopolitieke strijd.
De agressie van Rusland tegen Oekraïne, en met name de Russische inval van begin 2022, markeerde na de ondergang van de Sovjet-Unie een nieuwe paradigmaverandering. Vitale belangen die de collectieve defensie van Europa vereisen kwamen weer centraal te staan. De nieuwe situatie heeft deels kenmerken van de Koude Oorlog, maar speelt zich af in een duidelijk andere geopolitieke context. De focus van de Verenigde Staten ligt nu op China, terwijl de Europese bondgenoten als gevolg van de desinvesteringen van de afgelopen decennia en het geloof dat de VS ze ultimo weer te hulp zouden schieten voorlopig niet in staat zijn zelfstandig een geloofwaardige defensie te voeren. Dit leidt per definitie tot een discussie over de Amerikaanse nucleaire garantie en de Amerikaanse betrokkenheid bij de Europese veiligheid in den brede.
De nieuwe veiligheidssituatie vereist politieke keuzes over de vraag welke bijdrage Nederland aan de collectieve verdediging van Europa wil leveren. Tevens moet worden bepaald welke van deze middelen geschikt en beschikbaar zijn voor nationale taken en belangenbehartigende operaties wereldwijd. Een uitgangspunt van deze HCSS notitie door Frank Bekkers, Rob de Wijk en Hans van der Louw is dat operaties in deze verschillende kaders zoveel mogelijk met dezelfde middelen moeten worden uitgevoerd.
Het nieuwe paradigma vereist allereerst een verandering van mindset. Het gaat niet langer om wars of choice ter bescherming van Westerse waarden of beperkte belangen die een indirecte bedreiging voor veiligheid vormen, maar om wars of necessity ter bescherming van Westerse vitale belangen die het grondgebied van Nederland rechtstreeks kunnen raken en ons land kunnen ontwrichten. De mogelijkheid dat Nederland bij een grootschalig, existentieel conflict betrokken kan raken heeft grote gevolgen voor het gewicht dat de verschillende (hoofd)taken van de krijgsmacht in de defensie- en operationele planning krijgen. Daarbij is de vraag aan de orde of de huidige drie hoofdtaken nog steeds richtinggevend voor de samenstelling van de krijgsmacht kunnen zijn. Deze notitie neemt dit vraagstuk als uitgangspunt.
Het doel van deze notitie is het stimuleren, structureren en informeren van de discussie binnen de defensieorganisatie. De notitie is getoetst in een discussiesessie met deskundigen van de ministeries van Defensie en Buitenlandse Zaken en op die basis beperkt aangepast.
Deze notitie is onderdeel van het PROGRESS programma dat wordt uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en meningen berust uitsluitend bij de auteurs en moet niet worden opgevat als een standpunt van de Nederlandse Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie.