In 2007 vond een cyberaanval plaats op banken, ministeries en de pers in Estland. Rusland werd onmiddellijk verdacht, zodat zelfs de Navo zich ermee ging bemoeien.
Nu ligt Google in de clinch met China. Het gevolg is een fascinerende cyberwar die volgens mij fundamentele problemen binnen de Chinese maatschappij blootlegt. Nadat Google er achter kwam dat hackers actief waren, ging het Amerikaanse internetbedrijf digitaal in de tegenaanval. In een Taiwanese computer die door China zou zijn gebruikt, vonden Googletechnici het bewijs voor vormen van cybercrime tegen 33 andere maatschappijen waaronder internetbedrijf Adobe en Northrop Gruman, een Amerikaanse defensiegigant. Ook zouden Gmail-accounts van Chinese dissidenten zijn gekraakt. Een Amerikaanse computerexpert zegt bewijs te hebben dat China er achter zit.
Verwonderlijk is dat niet. China wordt erg nerveus van al dat geïnternet, getwitter en gehyves. Ondanks dat China steeds opener wordt, is censuur er aan de orde van de dag en moet een Great Firewall het internetverkeer beheersen. Om zijn belangen veilig te stellen werkte Google mee aan de Chinese censuur, maar heeft daar nu zo tabak van dat het overweegt zich helemaal uit het land terug te trekken. Dat lijkt mij niet in het voordeel van China.
Terwijl de Westerse wereld economisch implodeerde, was 2009 voor China een jubeljaar. Ook droeg de nieuwe assertiviteit als gevolg van dit succesverhaal bij aan de mislukking van Kopenhagen. Want de Chinese leiders stellen voorlopig de economie boven het milieu.
Maar de controledrang van de leiders in Beijng zou nu wel eens een obstakel voor de verdere economische groei kunnen zijn, bijvoorbeeld omdat het de oorzaak van grotere sociale instabiliteit kan worden. Ruim een miljoen Chinezen maakt nu al gebruik van speciale software om de Great Firewall te omzeilen en het wordt steeds duidelijker dat Chinese internetters niet accepteren dat zij van een door de overheid gecontroleerde verwaterde versie van internet gebruik mogen maken. Zij kijken met angst en beven naar de vervolgstappen van Google. Want als dat bedrijf zich uit de Chinese markt terugtrekt is dat voor hen een klap. Zeker als Chinese dissidenten de gevangenis in draaien nadat hun Gmail is gekraakt. Momenteel vinden er mogelijk 100.000 sociale incidenten per jaar plaats, van opstandjes tot massaprotest, die zullen toenemen als sociale achterstand niet langer door middel van economische groei kan worden afgekocht. Wat dat betreft is de ontluikende cyberwar tussen Google en China ook een teken aan de wand.
Individuele vrijheid tot ontplooiing is een belangrijke verklaring voor de Westerse welvaart. Het stimuleert innovatie en ondernemerschap en legt de basis voor toekomstige ontwikkeling. De discussie over Google lijkt de zwakte van het autocratische staatskapitalisme van China aan te tonen: de wet is er om de regering tegen de bevolking te beschermen en niet andersom, zoals in westerse democratieën. De gevolgen zijn verstrekkend, want de Chinese bevolking krijgt de vrijheid zich aan te sluiten bij de zich aldoor mondialiserende economie, maar wordt beperkt in zijn toegang tot de informatiestroom die de economische groei mede mogelijk maakte.
Dit zou wel eens rem op de verdere economische ontwikkeling kunnen zijn, tenzij China zijn kaarten zet op de ontwikkeling van de eigen interne markt. Exportrestricties, voor bijvoorbeeld schaarse metalen die het Westen nodig heeft voor de omschakeling naar duurzame energie lijken daarvan een voorbode. De Google affaire lijkt duidelijk te maken dat China op een kruispunt staat: echt aansluiten bij de mondiale economie of zich terugtrekken achter de muren. Dat laatste past overigens beter in de Chinese traditie dan het eerste.
Trouw