In Libië pakten de Amerikanen het Al-Kaida-kopstuk Al-Libi op. In Somalië mislukte een Amerikaanse poging om Al-Shabaab-leider Ikrimah op te pakken. Deze twee operaties maakten duidelijk dat zich in de strijd tegen het internationale terrorisme een stille revolutie voltrekt.
Kleinschalige, geheime operaties worden steeds nadrukkelijker de norm. De grootschalige, brede strijd tegen het extremisme door het ontwikkelen van een land om de voedingsbodem ervan weg te nemen en gerichte militaire actie tegen de terroristen zelf, lijkt tot het verleden te gaan behoren.
De teleurstellend verlopen operaties in Afghanistan en Irak zijn daar debet aan. Westerse landen kunnen de complexe, grootschalige stabilisatie en reconstructie van een land niet aan. Te weinig geld, te weinig militairen, te weinig ambitie en daardoor te weinig draagvlak voor de langdurige betrokkenheid van bevolking en politiek.
Dat verklaart tevens waarom ondanks alle inspanningen van de afgelopen jaren, de dreiging van het moslimextremisme niet is verdwenen. In tegendeel. Extremisten nestelen zich in nieuwe conflicthaarden en intensiveren de strijd.
Strijders van de strijdgroep Islamitische Staat van Irak en Syrië veroverden het Syrische Azaz, waardoor Al-Kaida’s gebied aan de Navo kwam te grenzen. Extremisten zijn medeverantwoordelijk voor de vele bootvluchtelingen uit Syrië, Somalië, Eritrea, Egypte, Libië en Tunesië waar het leven voor grote groepen burgers een hel is geworden. Met dank aan falend bestuur en de Arabische ‘Lente’. Alleen al op Lampedusa kwamen dit jaar ruim 22.000 vluchtelingen aan.
Mali lijkt de goede kant op te gaan. Maar de overwinning op de extremisten die de Franse president Hollande vorige maand afkondigde deed mij sterk denken aan President Bush’ fameuze ‘mission accomplished’ van mei 2013 over de oorlog in Irak. Na de Franse interventie in Mali weken de extremisten uit naar andere delen van Sahel en Sahara. Bovendien bleken separatistische Toeareg niet bereid tot een akkoord met Ibrahim Keita, de nieuwe president van het land.
Zorgwekkend is dat de extremistische dreiging door deze ontwikkelingen is toegenomen en dichterbij komt. Nederlandse djihadisten ruiken de overwinning en melden zich voor de strijd in Syrië. De aanhoudende instabiliteit in de Sahel schaadt volgens de EU de Europese grondstoffen en energiebelangen in de regio, die steeds meer een vrijplaats wordt voor drugscriminelen die zich op Europa richten.
De moeilijkheid om gebieden onder controle te krijgen heeft ertoe geleid dat vredesoperaties steeds meer een zaak van de regio zelf worden. In Mali zijn vredestroepen uit de omringende landen actief. Kleinschalige, maar cruciale en moeilijke klussen, zoals het trainen en opleiden van lokale militairen en het inlichtingenwerk worden door veel beter geoefende en geëquipeerde westerse troepen en inlichtingendiensten uitgevoerd. Met drones en westerse special forces worden extremisten zelf aangepakt.
De keerzijde van de revolutie is dat het wegnemen van de voedingsbodem van het extremisme steeds minder prioriteit krijgt. Interventies, zoals die van de Amerikanen, zijn gericht op het indammen van de dreiging. Het vermindert de dreiging voor het Westen, maar voor de lokale bevolking blijft het leven in die gebieden een hel.