In de lessen maatschappijleer is oorlog weer onderwerp van gesprek. In De oorlog van morgen kijken Martijn Kitzen en Tim Sweijs terug op historische gebeurtenissen, analyseren zij hedendaagse conflicten en blikken zij vooruit op strijdtonelen van de toekomst. Sweijs is onderzoeksdirecteur bij het Haagse Centrum voor Strategische Studies (HCSS). Maatschappij & Politiek sprak met hem.
Onder studenten neemt de interesse in krijgswetenschappen toe, zien de auteurs van “De oorlog van morgen” (Uitgeverij Balans), maar zij stellen dat er ‘ook onder de jongere generatie nog altijd een onrealistisch beeld van oorlog’ is. De grens tussen de jongere en oudere generatie ligt rond de vijfentwintig, zo licht auteur Tim Sweijs toe.
‘Met name voor de oudere generatie is oorlog een wezensvreemd fenomeen. Het is alsof deze generatie als het ware in een strategische winterslaap was weggezakt. Deze generatie dacht dat de vrede op aarde was neergedaald, we oorlogsresistent waren en oorlog tot de negentiende eeuw behoorde. Wij waren “beschaafd”. Andere mensen zouden net zo beschaafd worden. Het doet mij denken aan Kinderen van Moeder Aarde van Thea Beckman waarin ze schrijft over het mooie land Thule waarin de mannen het verpest hadden en vrouwen de macht hadden overgenomen. Maar zij waren niet vergeten dat er aan de oostgrens nog een Badens Rijk was. In Nederland en West-Europa dachten we dat Rusland net zoals wij zouden worden. Rusland zou inzien dat het gebruik van politiek geweld niet legitiem was. Waarom zou je immers territoriale expansie willen? Sterker nog, in 2014 met de annexatie van de Krim en het neerschieten van MH17, de Russische interventies in Oost-Oekraïne in 2021 de troepenopbouw aan de grens en het zomeressay van Vladimir Poetin, waarin de president schreef dat Oekraïne bij Rusland hoort, gevolgd door een nieuwe troepenopbouw en een Russisch ultimatum half december 2021 dat de NAVO zich tot de grenzen van 1997 moest terugtrekken.
Dit alles gebeurde en toch voerden we in Nederland de discussie of Poetin het wel serieus meende. “Dat zou toch niet? Dat zou toch volslagen irrationeel zijn?” Het fenomeen oorlog was zo wezensvreemd. Zelfs toen alle stoplichten op rood stonden, dachten Nederlanders dat een grootschalige invasie niet kon gebeuren. Dit is deels verklaarbaar. Er ging een lange periode van vrede aan vooraf. Mensen vinden het moeilijk om dingen voor te stellen die er niet zijn. Dit is gevaarlijk, letterlijk. Als je zo’n laag veiligheidsbewustzijn hebt en je je niet voor kunt stellen dat andere mensen op een andere wijze denken, dan resulteert dit in het afschaffen van je krijgsmacht en het openzetten van de deur om aangevallen te worden door mensen die anders in de wedstrijd zitten’, legt de onderzoeksdirecteur van HCSS uit.
De jonge generatie vindt hij interessant. Sweijs: ‘Jij en ik waren tieners in de jaren negentig toen de bomen tot in de hemel zouden groeien. We maakten 9/11 mee als grote schok en later de terroristische aanslagen op het Europese continent. Er vonden interventies plaats in Afghanistan en Irak. We kunnen ook praten over de verschrikkelijke Balkanoorlogen waarin Nederland uit naïviteit lichtbewapend de vredestroepen stuurde die vervolgens geen internationale steun kregen en een stap opzijzetten waardoor Serviërs achtduizend moslimmannen konden doden. Ondanks deze conflicten, ervoeren wij deze als ver van ons bed en niet als iets wat ons existentieel bedreigde. Kinderen groeien nu op in een wereld waarin Rusland Oekraïne aanvalt, China agressieve ouvertures richting Taiwan uitvoert en Donald Trump aan de macht kwam. In het wereldbeeld van jongeren oorlog wel iets dat zich in het nieuws afspeelt en waar zij zich zorgen over maken. Dit is een generatieverschil.’
‘Oorlog was toch de wereld uit?’
Voor een beter begrip van oorlog verwijzen jullie nadrukkelijk naar het onderwijs. Wat verwachten jullie van scholen?
‘Op de eerste dag van mijn studie geschiedenis kwamen er om kwart voor drie sms’jes op mijn Nokia 3210 binnen: Amerika wordt aangevallen. Ik stak mijn hand op en vroeg de professor om de televisie aan te zetten. “Nee”, zei hij, “dit is een geschiedeniscollege.” Ik ging weg, studeerde internationale politiek en later oorlog aan het Department of War Studies aan King’s College in Londen. Later promoveerde ik in de oorlogswetenschappen. In Nederland kon je dat toen niet studeren. Lange tijd vroeg men mij altijd waarom ik in godsnaam oorlog zou studeren. Oorlog was toch de wereld uit? Dat is fascinerend. Daarnaast bestond er een schisma tussen krijgsmacht en samenleving dat over de jaren groeide. Het was in bepaalde kringen bon ton om voor je dienstplicht te worden afgekeurd. De meeste mensen in de krijgsmacht kwamen niet uit de Randstad. Als we over oorlogen spraken, dan deden we dat in relatie tot de Tweede Wereldoorlog. In mindere mate keken we naar de oorzaken van contemporaine oorlogen, waarom staten en groepen vechten, en wat de verschrikkelijke gevolgen daarvan zijn, inclusief de verwoesting van samenlevingen en de schending van fundamentele mensenrechten maar ook uitstraaleffecten over grenzen heen – en vragen over de voorwaarden waaronder oorlogen kunnen worden beëindigd. Deze en andere vragen zouden onderdeel kunnen zijn van een onderwijscurriculum waarin je moderne oorlogen bespreekt.’
Bewustzijn
Sweijs was de eerste werknemer van HCSS. ‘We waren maar met z’n vijven of zessen. Ik was de allerjongste. Twintig jaar later hebben we een echt instituut met een grote groep onderzoekers, talentvolle interns en een wijde cirkel van subject matter experts (SMEs) die met ons samenwerken. We verzorgen lezingen en treden op in de media. Ik organiseerde een Future of War-mastercursus bij de Nederlandse Defensie Academie waarin we keken naar de toekomst van oorlog. Welke trends zien we? Waarom vechten groepen en hoe: toen, nu en in de toekomst? Hoe kunnen we beter worden om hierop te anticiperen? Het lijkt mij de moeite waard om dit soort curricula voor scholen te ontwikkelen. Ik hoor graag van maatschappijleerdocenten hoe zij zo’n lespakket voor zich zien. We zouden ook kunnen praten met de mensen die de eindtermen voor de eindexamens van maatschappijleer opstellen. Het is geenszins de bedoeling om de maatschappij te militariseren en een Spartaanse samenleving te creëren, maar het is wel de bedoeling om een groter bewustzijn en een beter inzicht in het fenomeen oorlog te creëren. Op die manier zijn we als samenleving beter voorbereid en kan de politiek betere beslissingen nemen. Zo krijgen politieke leiders niet alleen beter advies, maar zorgt dit ook voor een betere democratische controle op die beslissingen. Wat er destijds in Afghanistan en Irak gebeurde was verre van succesvol, ook omdat heldere politieke doelstellingen ontbraken.’
‘Vergezichten over oorlog zijn natuurlijk wel gebaat bij een beter begrip en kennisniveau van oorlog.’
Aan het begin van het boek schrijven jullie over historische en hedendaagse ‘zieners’ die uitspraken over oorlogen deden en doen. Wat vind je van deze groeiende groep ‘zieners’?
‘Ik ben een overtuigd democraat. Een gezond democratisch discours heeft baat bij het voeren van een debat op geïnformeerde wijze. Dit klinkt keurig binnen de lijntjes, maar zo zijn samenlevingen het meest creatief, innovatief en weerbaar, zo beschreef ik in een studie over de bronnen van nationale vernieuwing. De opkomst van de oorlogsexpert of de geopolitiek expert is een weerslag van de groeiende interesse in dit vraagstuk. Niemand heeft een monopolie op de waarheid over de toekomst. We hebben geen kristallen bol. Om niet in epistemologisch nihilisme of relativisme te vervallen, zijn deze vergezichten over oorlog natuurlijk wel gebaat bij een beter begrip en kennisniveau van oorlog. Anders komt er een ziener met een mooi verhaal, een praatjesmaker en demagoog die mensen voor zijn karretje spant. Zo kom ik terug bij mijn democratische pitch: we moeten ervoor zorgen dat mensen die de talkshowcultuur consumeren uitspraken op waarde kunnen schatten. Wij hopen hier met ons boek een bijdrage aan te leveren.’
Jullie schrijven dat drie elementen de eenentwinstigste-eeuwse oorlogsvoering karakteriseert en een stempel op de nabije toekomst drukken: kinesis, ongekende connectiviteit en synthetische innovaties. Hoe kwamen jullie op deze drie-eenheid uit?
‘In 2019 hadden we op Oxford University een symposium over de changing character of war. We vroegen ons af of oorlog de afgelopen tien jaar was veranderd of niet. Wat waren de continuïteiten en veranderingen? We concludeerden dat er best wel wat was veranderd. Ik dacht aan een Trinity, een heilige drie-eenheid. Daar houden niet alleen religies van; oorlogsfilosofen ook. We kwamen uit op deze drie elementen. Het feit dat onze wereld ontzettend verbonden is leidde ertoe dat het CNN-effect van de jaren negentig plaatsmaakte voor sociale media-viraliteit waardoor de Oekraïense leider niet alleen wereldleiders, maar ook alle burgers kan toespreken. We kunnen meekijken wat Oekraïners aan het front doen, maar door die ongekende connectiviteit kunnen mensen ook direct steun aan troepen aan het front geven. Dat laatste gebeurde eerder al begin jaren tien toen sjeiks milities in Syrië en Irak steunden. Deze connectiviteit heeft niet alleen effect op de wijze waarop groepen mobiliseren, maar ook op de wijze waarop ze vechten. Met sensoren kun je alles waarnemen, sneller communiceren, en coördineren. Dit leidt tot nieuwe mogelijkheden om druk uit te oefenen. Kinetic is een ouderwetse militaire term die verwijst naar vuur. Kinesis in het oude Grieks staat voor druk. In deze nieuwe wereld waarin alles met elkaar is verbonden met nieuwe domeinen zoals cyber, space en het elektromagnetische spectrum kun je op nieuwe manieren druk uitvoeren, zowel in het fysieke, virtuele als het digitale domein. Tot slot de notie van het synthetische, met wortels in het Oudgrieks in synthetikos (συνθετικός) of datgene wat is samengesteld. Hier gaat het om het artificiële dat ook nog eens met het menselijke samensmelt. Zo kom je op artificiële intelligentie uit. In 2019 zagen mensen dit nog als science fiction, maar nu hebben synthetische innovaties een gigantische impact op het slagveld. Denk aan drones die zelf doelwitten herkennen of aan deepfakes die zorgen voor desinformatie. Straks vliegen er onbemensde systemen die in zwermen opereren en misschien geen menselijk aansturing meer nodig hebben. Of een stap ervoor: Centaur-teams waarin je één systeem hebt met bemensing omringd door onbemensde systemen. Zes jaar later kunnen we op deze drie-eenheid terugpakken.’
Jullie maken onderscheid tussen oorlog tussen staten, hybride oorlogsvoering en oorlog tussen mensen. Andere onderzoekers zoals Frank Hoffman gebruiken een ander model: Cognitive ‘Warfare’, Proxy Warfare, Societal ‘Warfare’ en Conventional Warfare. Vullen zij elkaar aan?
‘Geen enkele taxonomie is perfect. Hybride oorlogsvoering 2.0 kun je ook gebruiken om oorlog tussen mensen te creëren. Bij oorlog onder mensen wordt gebruikgemaakt van proxies die weer onderdeel kunnen zijn van grote mogendhedenoorlogen. Ik geloof sterk in multiperspectivisme en in op verschillende manieren naar de wereld kijken. Met de keuze voor deze drie type oorlogen – valide concepten die in de literatuur worden gebruikt – sluiten we beter aan op de belevingswereld van mensen. Zo krijgen mensen inzicht in zowel de verschijningsvorm als de manier waarop zij zich op die vorm kunnen voorbereiden.’
‘Soms moet je geweld gebruiken om dit geweld te stoppen, maar je moet altijd op zoek zijn naar een politieke oplossing van het conflict.’
Jullie merken op dat staten het steeds lastiger hebben in hun strijd tegen groeperingen
‘De democratisering van geweld is gaande. Ruim honderd jaar geleden kon Groot-Brittannië het Midden-Oosten ongestraft bombarderen. Lokale milities hadden hooguit geweren. Nu hebben Houthi’s raketten en drones die ze op Israël en Saoedi-Arabië afvuren en waarmee ze het internationale scheepsvervoer ontregelen. Ik voorzie dat democratisering van geweld doorgaat. Het is lastig om daar grip op te krijgen. Hiervoor moet je ook naar de politiek en sociaaleconomische oorzaken kijken. Uiteindelijk is oorlog natuurlijk een politiek fenomeen. Het gaat immers niet om random geweld. Nee: met geweld wil men een groter doel bereiken. Soms moet je geweld gebruiken om dit geweld te stoppen, maar je moet altijd op zoek zijn naar een politieke oplossing van het conflict. Als we dat begrijpen, dan is dat een grote stap.’
Op welke manier zouden docenten in hun lessen aandacht kunnen besteden aan de kans op een oorlog tussen staten?
‘Ik werk weleens mee aan TikTok-filmpjes en YouTube-explainers onder meer van NOS op 3. Die gaan over dit soort zaken. In een minuut leggen we uit dat de kans op een derde wereldoorlog niet groot is, maar dat er altijd een escalatie kan ontstaan waardoor er oorlog ontbreekt. Deze filmpjes worden meer dan een miljoen keer bekeken. Dit resoneert bij zowel tieners als volwassenen en leidt tot gespreksstof. Het is de moeite waard om zulke thema’s in de klas te bespreken. Niet om een angstcultuur te creëren of leerlingen bang te maken, maar juist om een discussie aan te gaan en argumenten voor en tegen elkaar af te wegen over de pijlers van vrede, zoals wederzijdse afhankelijkheid en economische ontwikkeling en normen, mensenrechten en internationale verdragen, alsook over de oorzaken van oorlog en de mogelijkheid van toekomstige oorlogen. Oorlog is de wereld niet uit. Er zijn landen die grote krijgsmachten opbouwen en gewapend geweld als legitiem middel zien. Groepen landen onder meer in de Sahel en sub-Sahara Afrika, maar ook in Zuid- en Zuidoost-Azië, zijn fragiel waarbij de overheid geen geweldsmonopolie heeft. Dat is een realiteit. Ongeluk zit daarbij in een klein hoekje, ook bij hybride conflicten. Een volgende keer wordt er misschien geen vliegtuig met 196 Nederlanders neergeschoten, maar een toestel met Britten, Fransen of Amerikanen. Dat is een casus belli en kan het begin van een derde wereldoorlog zijn. Door oorlog zo te bespreken kun je leerlingen op een levendige wijze inzicht in het vraagstuk geven. Jongeren leren om kritisch te kijken naar al die zieners die prediken dat er mogelijk oorlog komt en waar. Het zou goed zijn om een curriculum over oorlog voor en ook met maatschappijleer docenten te ontwikkelen. Daar praat ik graag eens over verder.’
Bron: Interview met Tim Sweijs, Maatschappij & Politiek, 4 juni 2025
Dit interview met Tim Sweijs door Ivo Pertijs werd oorspronkelijk gepubliceerd door Maatschappij & Politiek (M&P), het vakblad voor docenten maatschappijleer die willen weten wat er speelt.
“De oorlog van morgen” is nu verkrijgbaar via Uitgeverij Balans en in de boekhandel.