Extremisten in Irak, Pakistan en Afghanistan zijn deze dagen grensverleggend bezig. Het dodental van de aanslagen van afgelopen zondag in Bagdad steeg deze week naar ruim 150. Extremisten, met inbegrip van Al-Kaida in Mesopotamië, lijken opnieuw in opmars en verleggen grenzen door het zwaar bewaakte regeringscentrum van Bagdad onder vuur te nemen. Inmiddels liggen de ministeries van buitenlandse zaken, justitie en financiën en het gebouw van het provinciaal bestuur in puin.
In Pakistan is het niet veel anders. Eerder deze maand bezette de Pakistaanse taliban het hoofdkwartier van de krijgsmacht. Ook dat zette een nieuwe standaard. Dinsdag volgde een verpletterende aanslag in Peshawar. Weer ruim 80 doden. De timing was uitstekend. Want op dat moment overlegde de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Clinton in Islamabad met de Pakistaanse autoriteiten.
De stroom van slecht nieuws uit Afghanistan, vooral uit het zuiden, lijkt niet te stuiten. Maar met de aanslag op medewerkers van de VN in Kaboel, de eerste in zijn soort in Afghanistan, werd een nieuwe grens overschreden. Het was een represaille voor de rol van de VN in het verkiezingsproces en volgens Talibanzegsman Zabilullah Majahid een waarschuwing aan degenen die op 7 november voor de tweede ronde in de presidentsverkiezingen naar de stembus willen gaan. De combinatie van de toename van het aantal Amerikaanse troepen, de verhoogde militaire druk op de Taliban in het zuiden en de aanloop naar de verkiezingen lijken een belangrijke verklaring voor de snel verslechterende veiligheidssituatie vanaf het midden van dit jaar. En dat terwijl er in overige delen van Afghanistan een bescheiden, maar gestage verbetering zichtbaar is.
Bij elkaar opgeteld waren het feestweken voor extremisten: de bomaanslagen in Irak waren de dodelijkste sinds 2007, oktober was voor de Amerikanen de dodelijkste maand tot nu toe en in Pakistan werd het leger in het hart getroffen.
Het betekent dat extremisten zich strategischer gaan gedragen. In alle gevallen zijn het aanslagen op de legitimiteit van de regeringen. In het geval van Irak en Afghanistan is het zelfs een rechtstreekse beïnvloeding van aanstaande verkiezingen. De gedachte is simpel: maak met aanslagen de bevolking duidelijk dat machthebbers hun veiligheid niet kunnen garanderen. Een vleugellamme regering is een stap in de richting van een extremistische machtsovername. In Irak en Afghanistan lijkt de steun voor de presidenten Al-Maliki en Karzai inmiddels af te nemen.
Ten tweede lijkt er een relatie te zijn tussen de aanpak van extremisten in de drie genoemde landen. Zij zien de terugtrekking van Amerikaanse troepen uit de straten van Irak ongetwijfeld als een overwinning en een aanmoediging om door te gaan. De redenering is, juist of niet, dat de terugtrekking van Amerikaanse troepen in Irak het gevolg is van aanhoudenden aanslagen en dat die aanpak ook in Pakistan en Afghanistan moet kunnen werken. Dat plaatst de discussie over gaan of blijven in Afghanistan, die in steeds meer Navo-landen woedt, in een andere context. Deze discussie is een duidelijke aanmoediging om meer aanslagen te plegen. Dit plaatst de Navo voor een welhaast onoplosbaar dilemma: de strijd intensiveren in de wetenschap dat daardoor het aantal slachtoffers aan eigen zijde verder kan oplopen en de publieke en politieke steun verder erodeert, of toegeven en weggaan waardoor de extremisten aan een overwinning worden geholpen en gemotiveerd worden hun strijd verder te verleggen naar landen als Jemen, Somalië, Egypte en Indonesië. Zeker is dat door verkiezingsfraude en de drugs- en CIA-activiteiten van de broer van Karzai de Afghaanse leiding zelf flink meehelpt om dat afbrokkelende draagvlak binnen de Navo verder te ondermijnen.
Trouw