Sinds de Russische inval in Oekraïne is Europa’s strategische aandacht weggeleid van China en Oost-Azië, naar de oostflank van het NAVO-territorium. Het is sindsdien onduidelijk in welke mate en met welk tempo de aanzet, vorig jaar gegeven, tot een grotere Europese militaire rol in Azië zal worden opgevolgd. De onderliggende belangen zijn echter niet veranderd: mondiale stabiliteit, aansluiting bij de Aziatische economieën, tegenwicht aan China’s groeiende invloed en investeren in strategische samenwerking met de VS.
Verwacht mag daarom worden dat het Verenigd Koninkrijk en diverse lidstaten van de EU in de komende jaren blijven toewerken naar een (bescheiden) militaire rol in Oost-Azië. Dat zou echter niet verstandig zijn, schrijft Friso Stevens, expert Chinese politiek en buitenland beleid voor HCSS, samen met Frans-Paul van der Putten, Senior Research Fellow bij het Clingendael Instituut, in Atlantisch Perspectief (AP), het tijdschrift van de Atlantische Commissie.
De Verenigde Staten, gelegen tussen twee oceanen en met Canada en Mexico als buren, zijn in geopolitieke zin uitzonderlijk veilig gesitueerd. Maar in Europa’s geval is een militaire aanwezigheid in een andere, niet direct aangrenzende geografische regio, een luxe die het zich niet kan veroorloven. De EU heeft ook samen met het Verenigd Koninkrijk niet de militaire capaciteiten om van invloed te zijn op het machtsevenwicht in Oost-Azië.
Friso Stevens is Max Weber Fellow bij het Robert Schuman Centre for Advanced Studies van het European University Institute in Florence en is als Subject Matter Expert op het gebied van Chinese Politics and Foreign Policy verbonden aan het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS).
Frans-Paul van der Putten is Senior Research Fellow bij het Clingendael Instituut, waar hij coördinator is van het Clingendael China Centre. Frans-Paul is auteur van De wederopstanding van China: van prooi tot wereldmacht.