Na ruim 25 jaar van bezuinigen klimt defensie nu eindelijk uit het dal. De defensiebegroting wordt opgekrikt, maar de reparatiewerkzaamheden aan de krijgsmacht zijn zo groot dat het aantal inzetbare eenheden onthutsend gering blijft.
De marine is onder meer in staat om langdurig twee marineschepen, een onderzeeboot en een mijnenbestrijdingsvaartuig in te zetten, de landmacht een bataljon van ruim 600 militairen en de luchtmacht vier jachtvliegtuigen, plus twee voor de bewaking van het Nederlandse grondgebied. Toegegeven, voor kortdurende operaties kan een veelvoud worden ingezet, maar voor iets minder dan 10 miljard euro verwacht de gemiddelde Nederlander meer.
Bovendien is door al die bezuinigingen de krijgsmacht zo’n onaantrekkelijke werkgever geworden dat, zeer ongebruikelijk, de nieuwe Defensienota begint met ‘mensen’. Goed dat minister Bijleveld nu de mens centraal stelt, maar dat had de afgelopen decennia altijd al het geval moeten zijn.
Wordt met de 1,5 miljard euro die defensie er structureel bijkrijgt nu een toekomstbestendige krijgsmacht geschapen? Het antwoord is nee. Er wordt feitelijk geoptimaliseerd op een van de taken, namelijk de bescherming van de internationale rechtsorde en het brengen van stabiliteit door middel van vredesoperaties. Geld voor de noodzakelijke hervormingen is er niet. Je moet dan denken aan een bedrag van nog eens 1,5 tot 2 miljard euro om de krijgsmacht geschikt te maken voor de verdediging tegen Rusland. Die hervormingen worden mogelijk in 2020 aangekondigd, want dan wordt de Defensienota ‘herijkt’.
Dat brengt mij op de tweede belangrijke nota die vorige week verscheen, namelijk de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie van het ministerie van buitenlandse zaken. Een van de pijlers van die strategie is ‘verdedigen’. Maar voor geloofwaardig verdedigen is de huidige krijgsmacht voorlopig dus niet geschikt, ook al wordt bijvoorbeeld geïnvesteerd in cyberafschrikking.
Beide nota’s lees ik als aanzetten tot een structurele heroriëntatie van zowel Defensie als Buitenlandse Zaken. Dat is nodig nu de wereld in rap tempo verandert en de veiligheidssituatie complexer is dan ooit. Het kabinet heeft een analyse van de veiligheidssituatie gemaakt waarop weinig valt af te dingen: van de nieuwe Russische dreiging en de instabiliteit buiten Europa, tot cyber- en economische dreigingen. Nooit eerder kwam het gevaar tegelijkertijd uit Rusland, Noord-Afrika en het Midden-Oosten; van terroristen, cybercriminelen en landen die grondstoffen en energie als politieke drukmiddelen gebruiken. Nooit eerder hebben we meegemaakt dat in tijden van oplopende spanningen de wil tot echte veranderingen ontbrak.
Dat geldt opmerkelijk genoeg ook voor Buitenlandse Zaken. Het is heel mooi dat we eindelijk een geïntegreerde strategie hebben die aangeeft dat georkestreerd tegen al die dreigingen moet worden opgetreden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid stelde dat dit een zaak is van alle ministeries en beval aan een nationale veiligheidsraad te op te richten, zodat daadwerkelijk regie kan worden gevoerd. Die veiligheidsraad gaat er niet komen. Er wordt gebruikgemaakt van ‘de bestaande beleidskaders van de betrokken overheidsorganisaties’. Ik vroeg een oud-minister wat dit betekent. Hij had geen idee, want zolang hij in het kabinet zat, functioneerden de kaders in ieder geval niet. We waren beiden benieuwd hoe het kabinet dit gaat oplossen.
De column van Rob de Wijk is wekelijks te lezen in Trouw.