De kwestie-Syrië roept fundamentele vragen op over de juistheid van het westerse interventionisme en de framing van interne conflicten in termen van goed en fout. Want door de verzwakking van het Westen, wordt de meer pragmatische stem van China en Rusland luider.
We willen er in het Westen eigenlijk niet aan, maar feit is dat ook dictators kunnen rekenen op de steun van het merendeel van de bevolking. In de ogen van de meerderheid zijn ze legitiem zolang ze basisbehoeftes verschaffen: veiligheid, voedsel en onderdak. De opstanden in de Arabische wereld waren niet gedreven door het verlangen naar vrijheid en democratie maar vooral het gevolg van oplopende voedselprijzen. De Tunesiër Mohammed Bouazizi stak zich op 17 december 2010 niet in brand omdat hij vrijheid en democratie wilde. Hij was hoogopgeleid, had geen werk, en wilde zonder vergunning een groentestal beginnen. Toen de politie dat tegenhield, kwam hij tot zijn daad.
Revoluties ontstaan als regimes de basisbehoeften niet meer kunnen leveren. Slechts een kleine elite van intellectuelen dringt in de praktijk aan op vrijheid en democratie. Als de regering er in Nederland een potje van maakt, valt het kabinet en volgen verkiezingen. Als een dictatuur zijn legitimiteit in de ogen van de bevolking kwijtraakt, volgt revolutie. Een andere uitlaatklep is er niet. Het is volstrekt logisch dat het regime vervolgens de opstand tracht neer te slaan. In het Westen wordt zo’n opstand meteen geframed als het streven van het volk naar vrijheid en democratie. Maar dat is veel te simpel.
Landen als China en Rusland zien dat minder ideologisch: met het neerslaan van de opstand herstelt de legitieme regering de basisbehoefte veiligheid. Om deze reden beschouwen deze landen opstanden als interne aangelegenheden. Ze hebben de ervaring dat revoluties een heel land versplinteren, waardoor de situatie verergert. Ze weten heel goed dat buitenlandse interventies vaak slecht aflopen.
Zowel in China als Rusland wordt meewarig gesproken over de westerse escapades in Irak, Afghanistan en Libië. Per slot van rekening hebben deze landen eeuwenlang zelf met westerse dominantie te maken gehad en willen ze die betweters het liefst buiten de deur houden. En wat voor hen geldt, geldt ook voor andere landen. Nu het Westen economisch en militair is verzwakt, kunnen Rusland en China hun visie met veto’s in de Veiligheidsraad doordrukken.
Syrië lijkt een keerpunt. Het verzwakte Westen spreekt zijn morele verontwaardiging uit, maar kan niets doen. En als wij zouden interveniëren, gaat China heel moeilijk doen over de redding van de euro.
De hoop is gevestigd op het vredesplan van VN-onderhandelaar Kofi Annan. Maar dat komt te vroeg. Vredesplannen slagen als er een patstelling is of een van beide partijen dreigt te overwinnen. Van beide is momenteel geen sprake. Assad stemt in, evenals een deel van de oppositie. Maar de oppositie is een zootje ongeregeld zonder veel bestuurlijke ervaring, centrale coördinatie en politieke eenheid. De oppositie wil dat Assad verdwijnt. Ze ruiken de overwinning. Het is dus vrijwel ondenkbaar dat men zich aan de afspraken houdt. Dit dwingt Assad vervolgens weer tot actie. Met instemming van China en Rusland.
Trouw