Een probleempje is dat dit schip helemaal niet inzetbaar is. En dat komt niet omdat het een tweedehandsje is dat China overnam van Oekraïne, die het schip weer overnam uit de failliete boedel van de Sovjet-Unie. Het probleem is dat China geen vliegtuigen heeft die vanaf dit schip kunnen opstijgen. Maar ook al zouden die vliegtuigen er wel zijn, dan nog is het ondenkbaar dat China het schip snel kan inzetten. Vliegdekschepen zijn niet alleen ongehoord duur, maar ze zijn ook ongehoord complex. Het kostte de Amerikanen decennia om van een carrier battle group een effectief wapen te maken. Voorlopig kan dit schip alleen bij oefeningen worden gebruikt.
Zo bezien lijkt het vliegdekschip weggegooid geld. Maar schijn bedriegt.
Terwijl wij hier in Europa onze defensie reduceren tot tweederangs legertjes waarmee onze belangen nauwelijks meer verdedigd kunnen worden, zien we in Azië precies het tegenovergestelde. In landen als China, India en Singapore is men tot de conclusie gekomen dat het beschermen van handelsroutes en de ongehinderde toegang tot grondstoffen van economisch levensbelang is. Precies om die reden worden krijgsmachten ontwikkeld die ver van huis kunnen opereren. Het vliegdekschip past hierin.
Niet alleen China, maar ook India bouwt de komende jaren ongeveer honderd nieuwe marineschepen. En inmiddels heeft stadstaat Singapore een grotere marine dan Nederland. Interessant is dat Singapore een relatie legt met haar handelsbelangen en haar haven (een van de grootste ter wereld). Wie in Nederland een verband legt tussen handelsbelangen, Rotterdam en onze marine wordt weggehoond, hoewel precies om deze reden Nederland meedoet aan de antipiraterijmissie voor de Somalische kust.
Deze antipiraterijmissie was voor China aanleiding om voor het eerst sinds het begin van de vijftiende eeuw oorlogsschepen buiten haar territoriale wateren in te zetten. Tegelijkertijd zet ze in op de militarisering van de Indische Oceaan en de Oost- en Zuid-Chinese zeeën. Overal verrijzen bases. En we zien groeiende confrontaties met Japan, Vietnam en de Filipijnen over grondstoffenrijke zeegebieden. Het conflict rond de door China en Japan betwiste olie- en gasrijke Senkaku/Diaoyutai eilanden, dat deze week verder escaleerde, is daar een duidelijk voorbeeld van.
Deze escalatie heeft ook te maken met het door de communistische partij aangewakkerde nationalisme. Gezien het collectieve trauma dat de Chinezen ten opzichte van Japan hebben, kost dat aanwakkeren weinig moeite. Wat dit betreft was de ingebruikname van het vliegkampschip, de Liaoning, een demonstratie van nationale trots gevoed door een breed gevoelde bedreiging van de Chinese soevereiniteit.
Al met al is deze combinatie van dreiging, nationalisme en militarisering een zorgwekkende ontwikkeling. Vooral omdat deze militarisering wordt gedreven door het al dan niet terechte inzicht dat economische belangen worden bedreigd.
Trouw