De Nederlandse cultuur is niet echt geschikt voor crisisbeheersing. We houden van polderen, we moeten weinig hebben van autoriteit en we onderscheiden ons van andere volkeren door een flinke dosis hedonisme. Dat maakt ons, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Duitsers, een lastig aanstuurbaar volkje.
De gevolgen bleken in maart toen premier Rutte ons met een ploeg ministers polderend van maatregelen trachtte te overtuigen. Omdat dit een Poolse landdag werd, nam men het enige juiste besluit: Rutte en De Jonge werden de hoofdrolspelers. Maar de onderliggende crisisstructuur was zwak. In de jaren ervoor had het Rijk de centrale regie voor crises van zich af georganiseerd. Deskundigen wezen achter de schermen op het gevaar: bij een landelijke crisis loopt het uit de hand.
Het Rijk koos ervoor zich vooral op terrorisme, cyberveiligheid en de vorming van een nationale politie te richten en de rest aan de veiligheidsregio’s over te laten. Maar die hadden geen mogelijkheden om gezamenlijk een crisis te lijf te gaan. Zo wilde het Rijk af van de Landelijke Operationele Staf (LOS) die operationeel advies aan de nationale overheid moest leveren. Daardoor kon nauwelijks inzicht worden verkregen over hoe schaarse middelen over het land verdeeld moesten worden. Dus werd na de uitbraak van Covid-19 in allerijl een Landelijk Operationeel Team Corona opgericht. Politie, brandweer, geneeskundige dienst, defensie en veiligheidsregio’s werken daarin samen om hulpverleners te ondersteunen. Er werd geklaagd dat de organisatie van nul moest worden opgebouwd, ten koste van kostbare tijd. Ook ontbrak een voorziening om patiënten over het land te verspreiden. Wel ging een nationaal opererend operationeel coördinatiecentrum van start en werkten de veiligheidsregio’s bestuurlijk samen onder leiding van Hubert Bruls, de burgemeester van Nijmegen.
Crisisbeheersing vereist een top-down-structuur
In krap een maand kwam het kabinet erachter dat polderen niet werkt en dat crisisbeheersing een duidelijke top-down crisisstructuur vereist. Iets dat ze overigens door te oefenen hadden kunnen weten.
In april sloeg de kritiek van deskundigen om in voorzichtig optimisme toen het kabinet zich herpakte en strak leiding begon te geven. Maar het abc van crisisbeheersing was na een paar maanden weer vergeten.
Want toen het virus onder controle leek, werd de verantwoordelijkheid weer naar de veiligheidsregio’s gedelegeerd en werd de nationale crisisstructuur deels inactief. Dit klinkt logisch, maar de uitbraak van Covid-19 bleef een landelijke crisis. Helaas voor het kabinet bleek het virus zich niet aan de grenzen van de veiligheidsregio’s te houden. Daardoor ontstond totale verwarring over welke maatregelen voor welke steden van toepassing waren terwijl het virus zich rap verspreidde. Centrale regie blijft daarom nodig.
Omdat die is verwaterd, iedereen in elke talkshow zijn zegje doet, de mensen hun ‘eigen verantwoordelijkheid moeten nemen’, de premier niet wil leiden en de Tweede Kamer crisisbeheersing ondermijnt, is het risico groot dat het met de tweede golf alsnog uit de hand loopt. De ontspoorde discussie over mondkapjes staat symbool voor deze falende aanpak.
Stop hiermee. Vecht verschillen van inzicht achter de schermen uit. Laat de Kamer stoppen met politiseren. En laat het kabinet met een duidelijke boodschap komen. Alleen met leiderschap kunnen we het virus de baas.
Rob de Wijk, Trouw, 9 oktober 2020
Rob de Wijk is hoogleraar internationale relaties en veiligheid aan de Universiteit Leiden en oprichter van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS). Hij schrijft wekelijks over internationale verhoudingen. Lees zijn columns hier terug.