Het opstandvirus lijkt grote delen van het noorden van Afrika en zelfs het Midden-Oosten te infecteren. In Egypte gingen de afgelopen dagen tienduizenden de straat op om te demonstreren tegen het dertig jaar oude bewind van president Hosni Moebarak.
De protesteerders lieten zich inspireren door de gebeurtenissen in Tunesië, waar een einde kwam aan het bewind van president Ben Ali. Ook rommelt het in Jordanië, maar hier waren de protesten niet tegen de koning gericht.
Opstanden in Tunesië en Egypte zijn goed te begrijpen. Heersers vullen hun zakken, bevoordelen hun families en willen zelfs dynastieën stichten. Honderd jaar geleden zou Moebarak zich vermoedelijk tot koning hebben gekroond om eenvoudig de macht aan zijn zoon te kunnen overdragen.
Met dat laatste is hij druk bezig, maar hij moet nu een saus van democratie over het opvolgingsproces gooien om die opvolging legitimiteit te geven. Wat dat betreft zal Moebarak met afgunst naar de soepele machtsovergang van vader op zoon Assad in Syrië hebben gekeken.
Het regime in Cairo was er als de kippen bij om de Moslimbroederschap als schuldige aan te wijzen. Maar deze moslimextremistische, verboden oppositiebeweging beweert niets met de opstand van doen te hebben.
Dat verbaast mij niet, want bij de huidige opstanden spelen religie en ideologie op zijn hoogst een ondergeschikte rol. Dat geldt ook voor het streven naar democratie. Over de opstand in Tunesië werd in termen van de ’Jasmijnrevolutie’ gesproken en werd de indruk gewekt dat het hier om een beweging gaat die vooral door democratische idealen wordt gedreven. Zo willen we het in Europa graag zien. Maar ik vermoed dat vooral leiders in spe zich van democratische retoriek bedienen. Dat klinkt goed en verschaft een ogenschijnlijk legitiem alibi om de macht naar zich toe te trekken.
De ervaring leert dat in dit soort landen nieuwe machthebbers even ondemocratisch zijn als hun voorgangers. Ondemocratische leiders hebben het tij overigens mee. Freedom House constateerde dat in de wereld vrijheid en democratie voor het vijfde achtereenvolgende jaar achteruit zijn gegaan – de langste aaneengesloten periode van de afgelopen veertig jaar.
De belangrijkste verklaring voor de opstanden is volgens mij de gemiddelde leeftijd van de bevolking. Deze is in Noord-Afrika twintig tot vijfentwintig jaar. Verder naar het zuiden is deze zelfs veertien tot twintig jaar. In die categorie zit ook het grootste deel van het Midden-Oosten.
Wetenschappers stellen dat door die overwegend jonge bevolking de kans op gewelddadigheden fors toeneemt. Jongeren zijn bereid de straat op te gaan; ouderen berusten. Uit onderzoek blijkt dat 80 procent van alle interne conflicten plaatsvindt in landen waar 60 procent van de bevolking onder de dertig is.
Jongeren komen in opstand als de welvaart onevenredig verdeeld is, bijvoorbeeld omdat een elite zich verrijkt met inkomsten uit grondstoffen. De situatie wordt extra explosief als het opleidingspeil stijgt maar het perspectief op werk daalt.
En dat is precies wat er in die regio gebeurt. Daarom is het virus van de opstand in Noord-Afrika en het Midden-Oosten nog lang niet uitgewoed.
Trouw