Wordt het Irak-rapport van de commissie-Davids de zoveelste aanleiding voor politieke ruzie of voor een moment van reflectie? De vraag naar de legaliteit van de Irak-oorlog is te belangrijk om te worden verengd tot een debat over het oordeelsvermogen van premier Balkenende en zijn opvatting dat er meerdere visies over de rechtsgrondslag mogelijk zijn. Want een interventie zonder mandaat kan soms legitiem zijn.
Deze discussie speelde ook in 1999 toen de Navo erkende dat er geen mandaat voor de Kosovo-oorlog was, maar dat die oorlog wel gerechtvaardigd was vanwege de humanitaire tragedie die in de Servische provincie plaatsvond en omdat volgens de toenmalige politici niet kon worden toegestaan dat Rusland en China een humanitaire oorlog zouden vetoën. Het debat in de Kamer moet daarom ook gaan over de vraag onder welke voorwaarden een oorlog zonder mandaat toch legitiem kan zijn.
Dan de besluitvorming zelf. De regering schaarde zich al vroeg achter de Amerikaans-Britse positie, schrijft Davids. Het zou pas echt nieuws zijn als dat niet zo zou zijn. Door het spelen van de Atlantische kaart kon Nederland de afgelopen paar honderd jaar een onafhankelijke politiek ten opzichte Frankrijk en Duitsland voeren en zich tot een relatief invloedrijk land ontwikkelen. De gevolgen voor onze internationale positie is dus een belangrijke factor in de besluitvorming. Dat speelde ook in de aanloop naar de Kosovo-oorlog en nu in de discussie over weggaan uit Uruzgan.
Echt belangrijk is de discussie over grondwetsartikel 100. Davids schrijft dat over de uitzending van Patriot-antiraketraketten naar Turkije de regering ten onrechte niet de ’artikel 100 procedure’ toepaste. Dit artikel stelt dat de regering de Kamer vooraf inlichtingen geeft „over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde”.
Ik denk dat Davids fout zit door te stellen dat de inzet van Patriots in Turkije onder deze plicht viel. Artikel 97 stelt namelijk dat Nederland een krijgsmacht heeft „ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde”.
Met het bevordering van de internationale rechtsorde bedoelden de opstellers van deze artikelen vredesoperaties, waarvoor het vanzelfsprekend was dat de Kamer werd geïnformeerd en een de facto instemmingsrecht kreeg. Maar voor de verdediging en bescherming van die belangen ontbreekt die informatieplicht om goede redenen: het gaat hier om een feitelijke oorlogssituatie die snelle besluitvorming eist en waarbij de vijand geen inzicht mag krijgen in onze voorbereiding, slagorde en strategie.
De invasie in Irak was geen vredesoperatie, maar een feitelijke oorlog waarbij de inzet van Patriots te rechtvaardigen viel onder de collectieve verdedigingsclausule van de Navo. De toenmalige ministers De Hoop Scheffer en Kamp verwezen daar terecht naar.
Davids constateert ook dat de regering geen volledige opening aan de Kamer gaf toen Amerika Nederland op 15 november 2002 om militaire steun vroeg. Maar artikel 100 geldt uitsluitend voor de voorgenomen inzet van de krijgsmacht en er bestaat geen enkele verplichting om deze verzoeken aan de Kamer te melden. De regering bepaalt zelf welke informatie met de Kamer wordt gedeeld. Er geldt dus geen informatieplicht.
Vooral de informatieplicht lijkt mij een van de belangrijkste onderwerpen van discussie. Maar ik vrees dat partijen een politiek nummer willen maken over de vraag waarop de premier zijn politieke steun aan de oorlog baseerde. Als dat leidt tot louter politiek moddergooien wordt er helaas niets geleerd.
Trouw