Terwijl de bank Lehman Brothers ten onder ging en verzekeraar AIG op punt van omvallen stond, meldde oud minister van Financiën Onno Ruding in Nova dat het allemaal reuze mee viel en dat de Nederlandse financiële sector zo is georganiseerd dat dergelijke calamiteiten hier vrijwel uitgesloten zijn.
Op Prinsjesdag sprak ook Wouter Bos sussende woorden. kopte boven een artikel van zijn hand: ’Somberheid is niet op zijn plaats’. Ook de troonrede ademde optimisme. Goed, de groei is voor volgend jaar tot 1,25 procent naar beneden bijgesteld, maar ongeveer iedereen gaat er op vooruit. En dat is van belang om er collectief de moed in te houden. De baas van de Europese Centrale Bank Jean-Claude Trichet weet zeker dat er in 2009 sprake is van economisch herstel en dat wij nu op het diepste punt van de crisis zitten.
In mijn omgeving worden, voor wat het waard is, deze uitspraken niet geloofd. Collega’s kijken naar de zakkende beurskoersen en vragen zich af wanneer het tijd wordt hun geld van de bank te halen en in een oude sok te stoppen. Sentiment speelt hier een belangrijke rol en politici zien het als hun taak het vertrouwen in de financiële sector omhoog te praten. Helaas maken de beelden van Lehman-employees die met favoriete koffiemok en foto van geliefde in de hand het pand verlaten meer indruk.
Mij valt als niet-econoom op dat de kredietcrisis weliswaar het gevolg is van de mondialisering, maar dat politici zeggen niet machteloos te staan en dat zeker in Nederland de zaak onder controle is. Bos schreef dat toezichthouders nieuwe bevoegdheden krijgen en nieuwe eisen aan financiële instellingen worden gesteld. Ik geloof best dat er nieuwe maatregelen nodig zijn. Maar als deze crisis het gevolg is van de mondialisering, dan is het ook zeker dat de problemen het gevolg zijn van toegenomen economische onderlinge afhankelijkheid waardoor diezelfde nationale politici hun grip op het economisch handelen verliezen.
Mij valt voorts op dat niemand een oplossing heeft. Het blijft steken bij constateringen als ’het verwijderen van rotte appels’ (Lehman). Dat duidt erop dat de financiële sector te complex is georganiseerd en dat er onvoldoende kennis bestaat over de dynamiek van het systeem zelf. Dit staat in schril contrast met de exactheid van de voorspellingen. Maar een economische groei van 1,25 procent voor 2009 lijkt mij een slag in de lucht. Dit soort getallen lijkt te zijn gebaseerd op economische modellen die slechts gedeeltelijk de werkelijkheid nabootsen.
Financiële instellingen heb ik zien werken met modellen waarmee voorspellingen over de toekomst werden gedaan aan de hand van analogieën uit het verleden. Kortom, wat vroeger niet gebeurde, kan in de toekomst ook niet gebeuren. Dit is iets wat deskundigen op het gebied van de internationale veiligheid allang hebben los gelaten. Want zij weten sinds de val van de Muur in 1989 dat de internationale veiligheidssituatie zich van de ene naar de andere niet-voorspelde crisis voortsleept. De erkenning dat het ondenkbare denkbaar is, kan ook louterend werken voor de financiële sector. Dat vereist een andere methode van analyseren en voorspellen, waarbij de internationale veiligheid een belangrijkere factor is.
De internationale betrekkingen verruwen, Azië is in opkomst en voor het opraken van grondstoffen is voorlopig geen oplossing. Ik zie bij ministers van financiën en economen echter een fixatie op de economie als geïsoleerd, bijna technisch vraagstuk. We prijzen ons nu gelukkig met de dalende olieprijs, maar door een akkefietje met Iran kan die weer exploderen. En dan blijkt die financiële crisis ineens om te slaan in een economische malaise die de gemiddelde Nederlander hard raakt.
Trouw