De oproepen na de aanslagen in Parijs waren de gebruikelijke: van ‘gooi de grenzen dicht’ tot ‘meer uitwisseling tussen de Europese inlichtingendiensten’. Maar deze simpele maatregelen werken niet, stelt Rob de Wijk. “Dit soort aanslagen zijn alleen te voorkomen als er geen parallelle samenlevingen ontstaan.”
De afgelopen decennia heeft de Westerse wereld met zoveel aanslagen te maken gekregen dat de wetgeving, de bevoegdheden van de inlichtingendiensten, de werkwijze van de politie en andere anti-terreurmaatregelen grotendeels op orde zijn.
Grotendeels, omdat er natuurlijk altijd kleine verbeteringen mogelijk zijn. Zo bleek bij vrijwel iedere gelukte aanslag dat inlichtingendiensten één of meer daders in het vizier hadden en toch niet in staat waren die aanslag te voorkomen. Volgens de Franse krant Le Monde werd een terrorist die zich opblies bij het theater Bataclan al sinds 2010 door de Franse inlichtingendienst gevolgd. Soms schort er iets aan de uitwisseling van gegevens tussen diensten of de analyse daarvan. Maar nooit kan honderd procent veiligheid worden gegarandeerd.
Complotten
Toch mag niet worden vergeten dat inlichtingendiensten nu al vrijwel alle complotten weten te voorkomen. Volgens Europol zijn er dit jaar in de EU 395 verdachten van religieus terrorisme gearresteerd, van wie 188 in Frankrijk.
Een probleem is dat het internationale religieuze terrorisme in een nieuwe fase lijkt te zijn beland. Oproepen van IS en Al-Qaida om aanslagen in Europa, Amerika of Australië uit te voeren vinden steeds meer weerklank. Het is helemaal niet nodig om uit te reizen.
De directe aanleiding voor die aanslagen zijn in het geval van Frankrijk niet primair de Franse interventies in Libië (2011) en Mali (2014) en het besluit om mee te bombarderen in Syrië, hoewel die wel het radicaliseringsproces stimuleren. In Frankrijk wordt het terrorisme bevorderd door het ontstaan van parallelle samenlevingen in de banlieues: voorsteden die een ‘no-go-area’ voor de politie zijn geworden en waar groepen, veelal sociaal gemarginaliseerde moslims ongestoord kunnen radicaliseren.
Banlieues
In oktober 2011 verscheen de omvangrijke studie ‘Banlieue de la Republique’, waarin werd geconstateerd dat deze voorsteden zich tot aparte islamitische entiteiten ontwikkelen die zijn afgesneden van de Franse staat en waar de sharia in hoog tempo wordt ingevoerd.
Er is weinig fantasie voor nodig om te veronderstellen dat in voorsteden als Clichy-sous-Bois, groepjes geradicaliseerde mannen ongestoord een aanslag met beperkte middelen kunnen voorbereiden. Wapens zijn volop verkrijgbaar en een bomvest is zo gemaakt. Vervolgens is het een kwestie van het juiste moment bepalen. Ook elders in Europa ontstaan dit soort parallelle samenlevingen.
Simpel en doeltreffend
De simpelheid, doeltreffendheid en omvang van de aanslagen deed denken aan die van Bombay in 2008. Toen werden aanslagen op tien doelwitten tegelijk gepleegd, waarbij mensen werden doodgeschoten en gegijzeld. Bij de aanslagen vielen ruim 170 doden en ruim 308 gewonden.
Dit soort aanslagen zijn vrijwel alleen te voorkomen door goed inlichtingenwerk in een niet-gepolariseerde samenleving. Dit vereist dat sociaal werkers, politie en inlichtingendiensten weten wat er in een wijk omgaat. En dat lukt alleen als er geen parallelle samenlevingen ontstaan, er deradicaliseringsprogramma’s zijn, en wanneer er op nationaal niveau een zeker vertrouwen is tussen de bevolkingsgroepen, en tussen die groepen en de autoriteiten.
Maar binnen en buiten Frankrijk polariseren samenlevingen. Elke politicus die een poging doet bevolkingsgroepen tegen elkaar uit te spelen, bijvoorbeeld door moslims als tweederangsburgers en potentiele terroristen weg te zetten, draagt daarom bij aan het bemoeilijken van de terreurbestrijding.
Grenzen dichtgooien werkt niet
Simpele maatregelen, zoals het dichtgooien van de grenzen, die juist door dit soort politici worden genoemd, werken niet. Ten eerste blijkt uit onderzoek dat het merendeel van de complotten wordt gepland door moslims die in eigen land zijn geradicaliseerd.
Soms wordt een groep aangevuld met een terrorist die ervaring heeft opgedaan in bijvoorbeeld Syrië. Soms wordt een aanslag uitgevoerd door een enkele terugkeerder, zo nodig in een buurland. Dat gebeurde in mei 2014 toen Mehdi Memmouche, een Franse Syriëganger, een aanslag op het Joods Historisch Centrum in Brussel pleegde waarbij vier mensen werden gedood.
De recente aanslagen passen in dit beeld. Er zou een Syrisch paspoort zijn gevonden bij een mogelijke dader die als vluchteling Europa in is gekomen. Zeker is dat twee terroristen in België woonde en een in Parijs.
Politiestaat
De roep om dichte grenzen is symbolisch en een aanmoediging om meer in landen zelf te rekruteren. Bovendien zijn grenzen hoe dan ook poreus. Wie de grenzen dichtgooit en vervolgens opnieuw met een aanslag te maken krijgt, zal tot nog hardere maatregelen oproepen. Het resultaat is een politiestaat waarin onze democratische waarden door terroristen en radicale politici gezamenlijk in de vuilnisbak worden gegooid.
Het dichtgooien van grenzen is ook zinloos omdat het internet een cruciale rol speelt in het radicaliseringsproces, het organiseren van cellen, de aanschaf van wapens en de mogelijke aansturing of aanmoediging vanuit bijvoorbeeld IS-gebied. De digitale wereld houdt zich niet aan grenzen.
Dit alles geeft aan de oproepen van politici, van president Hollande tot premier Rutte, om de onderlinge verbondenheid te versterken een belangrijke betekenis. Beide leiders stellen in oorlog met IS te zijn. Dat klopt. De strijd tegen IS zal mede door deze aanslagen in het Midden-Oosten worden opgevoerd. Maar als thuis de ‘hearts and minds’ van moslims niet worden gewonnen, wordt die oorlog misschien in het Midden-Oosten gewonnen, maar thuis verloren.
Deze column verscheen op 15 november 2015 in Trouw.
Photo credit: watchsmart / Foter / CC BY