Wat hebben stijgende energieprijzen en het verlies van ruim 570 Nederlandse banen bij scheepsschroeven- en scheepsmotorenfabrikant Wärtsilä met elkaar te maken? Het zijn stuk voor stuk gevolgen van de opkomst van een economisch en politiek groeimodel dat bekend staat als de Beijing Consensus. Door de economische crisis zet dit door China geïnspireerde groeimodel in hoog tempo het westerse vrije markt-beleid in binnen- en buitenland onder druk. Dit heeft grote gevolgen voor Nederland, waarmee in het huidige Nederlandse economische en industriebeleid geen rekening wordt gehouden.
Wat houdt de Beijing Consensus eigenlijk in? De Beijing Consensus is een ideologie over economische ontwikkeling gebaseerd op staatskapitalisme, en vormt een tegenhanger van het westerse vrije markt-denken, dat ook wel de Washington Consensus wordt genoemd. In de Beijing Consensus gaan staatsbemoeienis en liberalisering hand in hand, en gaat economische groei gepaard met een autoritair politiek stelsel. Dit leidt tot een beleid dat gericht is op controle van grondstoffen, oprichting en steun voor grote staatsbedrijven, een mercantilistisch exportbeleid, protectionisme van de binnenlandse markt, en een nationalistische innovatiecultuur. Deze ontwikkelingen beïnvloeden direct de prijs en beschikbaarheid van grondstoffen en de toegang tot buitenlandse markten.
De hoge groeicijfers in China en de financiële crisis, die het westerse economische model in diskrediet heeft gebracht, leiden in veel opkomende economische machten tot een ideologische heroriëntering. De Washington Consensus wordt vervangen door aspecten van de Beijing Consensus in landen als India, Brazilië, Mexico, Turkije, Zuid-Korea, Indonesië, Maleisië en Rusland. Het internationale economische spel wordt nu als het ware gespeeld met verschillende soorten spelregels.
Nergens is de opkomst van de Beijing Consensus duidelijker zichtbaar dan in de energie- en mineralensector. In de jaren ’60 van de vorige eeuw controleerden nationale oliebedrijven (NOCs, national oil companies) minder dan 1% van de bekende oliereserves. Op dit moment hebben NOCs zoals Saudi Aramco (Saudi-Arabië), Gazprom (Rusland), en Petrobras (Brazilië), ongeveer 90% van de wereldwijde oliereserves in handen en controleren driekwart van de productie. De rol van NOCs zal naar verwachting in de toekomst alleen maar toenemen, o.a. doordat nieuwe olieproducenten zoals Ghana en Tsjaad ook NOCs oprichten. Doordat de NOCs relatief minder efficiënt produceren dan de IOCs, maar wel steeds meer markt in handen krijgen, heeft dit een prijsopstuwend effect op de olie- en gasprijzen.
De staat oefent in de Beijing Consensus ook controle uit op de technologie- en innovatiesector. In deze sector heerst in landen als Zuid-Korea en China een technonationalistische cultuur, waarin onderzoek en innovatie sterk gericht zijn op de behoeften en de wensen van de staat en wetenschappelijke doorbraken worden geïnterpreteerd als nationale overwinningen. Het technonationalisme ondermijnt de ontwikkeling van een innovatiecultuur die valide onderzoek en intellectueel eigendom ondersteunt. Het schaden van intellectueel eigendomsrechten, zoals het breken van afspraken met buitenlandse producenten, staan innovatie en het outsourcen van kernactiviteiten van westerse bedrijven naar deze groeigebieden in de weg. Zo beschuldigt Alstom Transport, ‘s werelds op één na grootste treinproducent, China ervan treinen naar het buitenland te exporteren met hun technologie, ondanks afspraken dat deze technologie alleen gebruikt mocht worden op de Chinese markt.
Daarnaast is toegang tot deze economische groeimarkten, waar consumptie in hoog tempo toeneemt, vaak lastig. Handelsbarrières in de vorm van hoge importtarieven, onvoordelige belastingtarieven, politieke bescherming voor binnenlandse bedrijven en strenge vestigingsregels beperken de mogelijkheden van Westerse bedrijven om succesvol te investeren, produceren en exporteren. In China, bijvoorbeeld, vindt indirecte afsluiting van de interne markt van software en apparatuur plaats. Nieuwe regelgeving vereist dat eerst gevoelige informatie als de encryptie algoritmes en broncodes moet worden overgedragen aan de overheid, voordat verkoop van software en apparatuur aan Chinese instanties kan plaatsvinden. Deze voorwaarden zullen voor vrijwel alle niet-Chinese bedrijven onacceptabel zijn en dus de markt de facto gesloten houden voor buitenlandse bedrijven.
Er zijn ook vele voorbeelden van de gevolgen van de opkomst van de Beijing Consensus voor Nederland. Zo zette de Russische overheid in 2006 Shell onder druk haar aandelen in het grote Russische olie- en gasproject in Sakhalin te halveren. Onder dreiging van een rechtszaak ter waarde van 50 miljard raakte Shell tegen een bodemprijs haar meerderheidsaandeel kwijt in één van de grootste geïntegreerde olie- en gasprojecten ter wereld, ten voordele van energiegigant Gazprom. Daarnaast was bij de overname van Corus door Tata Steel, het grootste private conglomeraat in India, de ‘State Bank of India’, die eigendom is van de Indiase staat, direct betrokken bij het faciliteren van de benodigde lening. Tenslotte kondigde Wärtsilä begin dit jaar aan 570 banen in Nederland te zullen schrappen onder druk van de Chinese regering, die had geëist dat de onderdelen voor de Chinese schepen geproduceerd zouden worden in China.
Wat staat Nederland te doen nu de toegang tot energie, grondstoffen en de snelgroeiende afzetmarkten in Azië en Latijns-Amerika onder druk staat? Afwachten is geen optie.
Nederland zal een sterke innovatieagenda moeten opstellen, die zich richt op vermindering van onze afhankelijkheid van de import van energie en grondstoffen, bijvoorbeeld door het creëren van substitutiematerialen en de aanpassing van productieprocessen.
Om een succesvol beleid te voeren, is daarnaast een sterkere strategische samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen onontbeerlijk. Niet alleen om de bedreigingen van de Beijing Consensus te ondervangen, maar ook om de nieuwe kansen, die dit systeem biedt, te grijpen. Zo zijn de komende jaren meer dan 1000 Aziatische bedrijven op zoek naar een vestigingsplaats in Europa. Dit biedt mogelijkheden voor Nederland.
Nederland zal op korte termijn een aantal ingrijpende beslissingen moeten nemen over de wijze waarop zij haar handels- en innovatiebeleid voert. Diepgaande kennis over de Beijing Consensus, en andere veranderingen in het mondiale economische systeem moeten aan de basis van deze beslissingen staan. Je moet immers de spelregels begrijpen om het spel te kunnen spelen.
Deze column is een uitgebreidere versie van het artikel “Nederland moet zich in de Beijing Consensus verdiepen”, dat op 4 December 2010 in Het Financieele Dagblad verscheen.