In 1952 vlotten de Haagse formatiebesprekingen ook al niet. Het struikelblok was welke partij de minister van buitenlandse zaken mocht leveren. Uiteindelijk werd het een Nederlandse, dus lelijke oplossing. Er kwamen twee ministers, de partijloze Beyen en de KVP’er Luns. De Britse koningin vroeg aan Luns waarom een klein land als Nederland twee minister van buitenlandse zaken heeft. “Omdat wij zoveel buitenland hebben”, zou hij hebben geantwoord.
Luns was een fenomeen, mogelijk de meest invloedrijke Nederlandse minister van buitenlandse zaken ooit. Hij vertegenwoordigde de machtspolitieke, realistische denkschool, die later plaatsmaakte voor een meer idealistische benadering, waarbij het gaat om goed doen in de wereld. De afgelopen decennia overheerste het opgeheven vingertje. Nederland als dominee, die welzijn én handelsbelangen probeert veilig te stellen, maar vooral weet wat goed is voor de rest van de wereld.
Nu China in het centrum van de belangstelling staat, is de realistische denkschool weer hot en hebben we behoefte aan een nieuwe Luns. Want het nieuwe paradigma in de internationale politiek is de strijd tussen de grootmachten. Dit vereist een omslag in het denken in een land waar, precies zoals Luns zei, buitenlandse krachten onze veiligheid en welvaart bepalen.
Toch blijkt uit het recente onderzoek Transatlantic Trends 2021 dat de Nederlandse publieke opinie niet wezenlijk afwijkt van die in andere Europese landen. We zien de VS nog steeds als het belangrijkste land, gevolgd door China, en klimaatverandering en gezondheid als de belangrijkste uitdagingen. Net als in veel andere landen denken we dat ons land veel meer invloed heeft dan de buren ons toedichten.
Gebrekkige kennis maakt ontvankelijk voor makkelijke meningen
Shockerend is dat Nederland helemaal onderaan bungelt als het gaat om kennis over de internationale politiek: 4 procent vindt zich goed geïnformeerd, 36 procent een beetje en de rest niet of nauwelijks. In een tijd van grote geopolitieke veranderingen is dit rampzalig. Gebrek aan kennis maakt de gemiddelde Nederlander ontvankelijker voor de gemakkelijke meningen van populisten en commentatoren die je wijsmaken dat je je aan de grote veranderingen kunt onttrekken door de luiken te sluiten.
Ik houd de politiek en media hiervoor verantwoordelijk. In de Tweede Kamer wordt vooral op basis van opinies gediscussieerd. Vragen worden gesteld naar aanleiding van het nieuws. Inhoudelijke debatten zijn schaars. Kennis ontbreekt. Met achttien partijen en al die minifracties wordt dat alleen maar erger.
De 4 procent goed geïnformeerden zijn krantenlezers en podcast-luisteraars. Degenen die vertrouwen op de sociale media weten helemaal niets en volgers van radio en tv een beetje. De commerciëlen doen afgezien van het nieuws niets, en bij de publieke omroep is het buitenland een ondergeschoven kindje. Nieuwsuur, Buitenhof en Bureau Buitenland doen hun best, maar goed bekeken talkshows zijn een ramp. Het zijn incestueuze meningenwinkels waar, afgezien van wat corona-experts, deskundigen niet meer welkom zijn en journalisten journalisten interviewen die opinies verkondigen.
De gemiddelde kijker weet beter wie Holleeder of Taghi is dan Merkel of Xi. Wil Nederland zich kunnen aanpassen aan de nieuwe wereld, dan moet dit veranderen. Deskundigen moeten weer welkom zijn en eens per week moet een talkshow over buitenlandbeleid gaan. NPO, regel dit alsjeblieft!
Rob de Wijk, Trouw, 25 juni 2021
Rob de Wijk is hoogleraar internationale relaties en veiligheid aan de Universiteit Leiden en oprichter van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS). Hij schrijft wekelijks over internationale verhoudingen. Lees zijn columns hier terug.