Mijn herhaaldelijk uitgesproken vrees dat afkeer van de buitenwereld welvaart kost, wordt helaas steeds meer bewaarheid. Want de prijs die aan populisme en naarbinnengerichtheid hangt, wordt steeds zichtbaarder.
Zo staat een grote havendeal met de Roemeense haven Constanza op losse schroeven. Rotterdam en Constanza willen een logistieke Oost-West as in Europa vormen. Maar door de Nederlandse eis om Roemenië en Bulgarije buiten de Schengenzone te houden en het in het buitenland aandachttrekkende PVV-meldpunt Midden- en Oost-Europeanen, opteren de Roemenen nu voor samenwerking met Hamburg.
Het lijkt er ook op dat de animo tot samenwerking tussen de haven van Rotterdam en die van Antwerpen is verminderd door het gesteggel over de Hedwigepolder. Die moet verdragsrechtelijk onder water worden gezet, maar daar wil Nederland niet aan. Ik begrijp dat het zonde is om een stuk land onder water te zetten, maar verdragen vormen nu eenmaal het fundament onder de internationale rechtsorde.
Het niet eerbiedigen ervan is vooral vreemd omdat Nederland Den Haag als ‘stad van Vrede en Recht’ profileert om zo het centrum voor de internationale juridische instellingen van de wereld te worden. Alleen al om de reputatie van Den Haag zou je verwachten dat Nederland op het gebied van het internationale recht het braafste jongetje van de klas wil zijn.
Inmiddels valt in ons regeringscentrum steeds vaker te horen dat het niet meer de vraag is of, maar wanneer wij onze AAA- status gaan verliezen. De reden? Heel simpel: de combinatie van wat in het buitenland als politieke instabiliteit wordt gezien, gecombineerd met het onvermogen om snel de begroting op orde te krijgen. Het verlies van de AAA- status leverde voor Frankrijk vooralsnog geen problemen op, maar dit is vermoedelijk niet het geval voor Nederland.
Als wij op het niveau van de Belgische rente voor staatsleningen komen, loopt de prijs snel op naar vier miljard euro. Tel dit op bij de geringe kans dat we Europese steun krijgen voor de vermindering van een miljard op onze EU-afdracht, en het feit dat we te laat lijken te zijn om Europese steun voor ons pensioenstelsel te organiseren, en de rekening begint in de vele miljarden te lopen.
Inmiddels begint langzaam door te sijpelen dat Nederland zijn reputatie te grabbel gooit en dat dat geld kost. Oud-bewindslieden, onder wie Ruud Lubbers, Ben Bot en Hans van den Broek stellen dat Nederland zich door onevenredige bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking in de voet schiet.
Ze schreven aan het kabinet dat onze sterke internationale positie voor een belangrijk deel te danken is aan ons imago. Terecht constateerden ze dat opkomende landen in toenemende mate van belang zijn voor onze grondstoffen- en voedselvoorziening. Komen die in gevaar, dan komt onze economie in gevaar.
Als onze grondstoffen- en voedselvoorziening daadwerkelijk in problemen komt, komt Nederland bovendien achter in de rij te staan als hier nog meer op defensie wordt bezuinigd en wij ons nog verder van missies afkeren.
Zo bezien is het openen van de luiken in feite niet meer dan eigenbelang. Maar die notie moet bij sommige populistisch ingestelde politici nog doordringen.
Trouw