De eerste reactie die mij bijbleef over een Nederlands voorzitterschap van de eurozone was afkomstig van SP-Europarlementariër Dennis de Jong, medio december. Als Dijsselbloem voorzitter zou worden, vond hij, zou Nederland zijn belangen niet meer kunnen verdedigen. Later bleek dat dit denken in brede kring gemeengoed was geworden.
SP-Kamerlid Harry van Bommel twitterde dat de benoeming van Dijsselbloem een slechte zaak was: “Slecht voor de onderhandelingspositie van Nederland.” In een persbericht liet de SP weten dat het een stuk lastiger zou worden om de poot stijf te houden tijdens onderhandelingen. Het bleek een mening te zijn die door de PVV, delen van de VVD en zelfs door de Jonge Socialisten werd gedeeld. De laatste groep vond dat Dijsselbloem de strijd tegen het ‘bezuinigingsfetisjisme’ van de Europese technocraten moet aangaan. Kennelijk kan de minister dat niet als voorzitter van de Eurogroep.
Ik stoorde mij verschrikkelijk aan deze opstelling. Sommige politici hebben kennelijk geen enkel idee meer van hoe een land zich internationaal moet profileren om zijn belangen te beschermen. Het bontst maakte De Jong het toen hij beweerde dat Nederland iets in ruil voor deze functie zou moeten eisen. Een logische eis, als je van de veronderstelling uitgaat dat die functie een betekenisloze corveebaan is.
Dat is natuurlijk onzin.
Al jaren klaag ik dat Nederland geen invloed meer in de wereld heeft en wij nauwelijks meer internationale topfuncties krijgen. Maar het meest storend is de gedachte dat je pas in het landsbelang handelt als je, in de woorden van de SP, ‘je poot stijf houdt’.
Je poot stijf houden duidt over het algemeen op ideeënarmoede. Is er op het niveau van regering en parlement daarvan sprake, dan duidt dat op een gebrek aan staatsmanschap – toevallig ook een kenmerk van een stagnerend land. En stagnatie is precies dat wat politici krijgen als ze geen compromissen willen sluiten.
Ideeënrijkdom en het slaan van bruggen tussen landen verklaarde waarom de Nederlandse invloed tot het begin van deze eeuw groter was dan wat men op grond van onze economische en militaire macht zou verwachten. Nederland had relatief veel belangrijke internationale posten en werd internationaal geroemd als bruggenbouwer. De gedachte was dat alleen zo een middelgrote mogendheid zijn belangen kan verdedigen: constructief meedenken en sturen met ideeën. Een handige, ideeënrijke voorzitter van de eurozone heeft daarom grote invloed.
Denemarken is een interessant voorbeeld. Mede door de gedoogconstructie met de Deense PVV werden de luiken gesloten. Maar een jaar of vijf geleden zagen de Denen in dat vooral zijzelf hiervan de dupe werden. Er kwam een actiever buitenland- en defensiebeleid. De Deen Rasmussen werd prompt secretaris-generaal van de Navo. Denemarken kwam weer op de kaart en haar invloed nam toe.
De kritiek op Dijsselbloems benoeming duidt op onkunde over hoe een land internationaal moet opereren. Wie denkt dat Nederland bovendien iets terug moet eisen als Dijsselbloem die functie krijgt, is de weg kwijt.
Of is de oorzaak van alle kritiek de vrees dat Dijsselbloem juist veel invloed krijgt – met ideeën die al die eurosceptici niet pruimen?