’Nog maar 30 jaar de tijd voor milieumaatregelen’, kopte Trouw op 15 oktober. Geciteerd werd Pier Vellinga, de nieuwe hoogleraar klimaatverandering aan de Universiteit Wageningen.
Mijn eerste opwelling was: dat valt mee, na al die onheilspellende rapporten van de VN. Er is dus nog hoop, want we hebben nog een paar decennia voordat het echt erg wordt. Voor politici met een horizon die reikt tot aan de komende verkiezingen is dat een onafzienbare periode. Daarom blijft actie vaak steken in goede bedoelingen. Het klimaatverdrag van Kyoto was een dramatische mislukking. En alle mooie woorden ten spijt moeten de klimaatafspraken die eind 2007 in Bali werden gemaakt nog worden omgezet concrete daden.
Veel politici zullen dezelfde eerste opwelling hebben als ik. Het probleem is dat zij wel, en ik niet, beleid moeten maken. Het bedrijfsleven kijkt overigens vooral naar de kwartaalcijfers en heeft al helemaal geen lange termijn perspectief op het milieu. ’Die houding is fundamenteel krankzinnig’ stelde Al Gore deze week in Aalsmeer.
In plaats van preventie, zetten politici en bestuurders wereldwijd in op wat de Amerikanen zo mooi consequence management noemen; het beperken van de gevolgen van een crisis. De reden is dat voorspellingen worden genegeerd en dat pas wordt gehandeld als de crises aangebroken is. Dit lot is het milieu beschoren waar klimatologisch onomkeerbare processen al lang zichtbaar zijn. Als preventie succesvol was, had de Commissie Veerman niet bestaan en was zijn pleidooi voor hogere dijken tegen de stijging van de zeespiegel overbodig geweest.
Krachtdadig consequence management wordt als politieke deugd gezien. Maar daarmee wordt vergeten dat dit het gevolg is van falend preventief beleid. Bij de kredietcrisis is het niet veel anders. Deze toont weer aan dat politici alleen tot daadkracht zijn te bewegen als er echt iets aan de hand is. En ook nu werden de signalen genegeerd. Keer op keer werd gewaarschuwd voor het ongebreidelde kopen op de pof, de te lage rente, de ondoorzichtigheid van financiële producten, de zwakke rol van toezichthouders en Amerikaanse politici die via de Community Reinvestment Act financiële instellingen verplichtten de laagst betaalden een hypotheek te verstrekken.
Minister van financiën Wouter Bos wordt nu alom geprezen om de wijze waarop hij de crisis aanpakt. Hij doet het inderdaad goed. Maar ook hier geldt dat zijn maatregelen nodig waren omdat preventief beleid ontbrak.
De huidige crisis biedt ook een uitgelezen kans om fouten uit het verleden te herstellen. De bedenkers van de euro pleitten jaren geleden al voor een federale organisatie van Europa als voorwaarde voor de euro. Want de euro is zo sterk als het politieke systeem dat er achter staat. En aan dat laatste schort het. De euro is er gekomen en politici dachten dat de politieke unie wel zou volgen. Niet dus. Europa verkeert al jaren in een politieke crisis die met de dag risicovoller wordt. Als de euro deze crisis overleeft, is er maar een conclusie mogelijk: we moeten ophouden met zeuren over de onvolkomenheden van Europa, maar omwille van ons eigenbelang – welvaart, welzijn en veiligheid – inzetten op verder gaande Europese integratie. We moeten aan de economische integratie een politieke unie toevoegen en de rol van financiële toezichthouder centraliseren. Het feit dat de Europese beurzen opveerden na aanvaarding van het bankenplan van de vijftien Eurolanden onderstreept het belang van gezamenlijk politiek optreden.
„Soms is een crisis nodig om iets te doen dat jaren geleden al nodig was, maar waarover niemand het eens kon worden,” meende de Britse premier Gordon Brown. Ik ben benieuwd of dat ook betekent dat zijn land binnenkort de euro krijgt.
Trouw