Satellieten voor communicatie, navigatie en observatie maken steeds vaker deel uit van nationale defensieprogramma’s. De afgelopen dertig jaar zette vooral het Westen stappen in die technologische ontwikkelingen. Nederland zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren in een gemeenschappelijk Europese ruimtedefensiebeleid.
Roekeloos en onverantwoord’ waren de reacties in het Westen toen Rusland in de vroege ochtend van maandag 15 november met een antisatellietraket de Kosmos 1408 uit de ruimte schoot. De Russische spionagesatelliet was in september 1982 gelanceerd en trok op een afstand van tussen de 645 en 680 kilometer in ruim anderhalf uur zijn baantjes om de aarde. Maar de spionagesatelliet was in onbruik geraakt en moest worden afgedankt, voor de Russen een dankbaar gelegenheidsdoelwit om een ruimtewapen uit te proberen.
Na de Russische ‘rakettest’ verspreidden zich meer dan 1500 brokstukken in de ruimte tussen driehonderd en 1100 kilometer van de aarde. De zeven bemanningsleden van het internationale ruimtestation ISS, vier Amerikanen, van wie een vrouw, twee Russen en een Duitser, moesten zich daarop in veiligheid brengen in een ruimtecapsule die als reddingssloep zou dienen. Maar het ruimteschroot heeft ISS, met een omloop van ongeveer vierhonderd kilometer van de aarde, niet geraakt. Moskou deed de reacties uit het Westen af als ‘hysterisch’: ISS was geen moment in gevaar geweest.
Satellieten uit de ruimte schieten, is niet nieuw, zegt politicoloog Danny Pronk, voorheen werkzaam bij inlichtingendiensten AIVD en MIVD, en thans verbonden aan Instituut Clingendael. ‘Het is een beetje de pot die de ketel verwijt’, zegt Pronk, verwijzend naar februari 2008 toen de Amerikanen vanaf de kruiser USS Lake Erie met een SM3-raket hun eigen spionagesatelliet USA-193 uit de ruimte schoten omdat die een jaar na lancering hoogte verloor. ‘Dat was tevens een demonstratie van de Amerikanen om de wereld te laten zien wat ze kunnen, zoals ook de Russische rakettest een demonstratie was.’
Het incident volgt nadat China in juli en augustus volgens de Financial Times ballistische raketten in de ruimte had gebracht die hypersonische projectielen met een kernlading kunnen bevatten. ‘De ruimte raakt steeds meer gemilitariseerd’, zegt Pronk. Naast de conventionele vormen van oorlogsvoering te land, ter zee en in de lucht, zijn daar ruimte en cyberspace bijgekomen als relatief jonge domeinen, zegt Pronk. ‘In alle vijf domeinen gaat het om kennis en informatie.’
Amerika loopt daarin voorop, maar steeds meer landen hebben ruimteambities op defensiegebied. Satellieten voor communicatie, navigatie en observatie maken steeds vaker deel uit van nationale defensieprogramma’s. Pronk noemt naast Rusland onder andere China, India, Israël en Turkije.
Golfoorlog van 1991
Maar pas tijdens Operatie Desert Storm in 1991, toen de Verenigde Staten samen met zijn bondgenoten een oorlog begon tegen Irak om het door Saddam Hoessein bezette Koeweit te bevrijden, werd bij de oorlogsvoering voor het eerst gebruik gemaakt van satellieten. ‘Dat geldt als een belangrijk keerpunt in de militaire geschiedenis’, zegt Pronk. ‘Toen werd voor het oog van de wereld voor het eerst inzichtelijk hoe nuttig satellietcapaciteit kan zijn voor een moderne militaire krijgsmacht. Met precisieaanvallen was het Amerikaanse leger in staat om in korte tijd het Irakese leger uit te schakelen.
De militaire technologie stond sindsdien niet stil. Voor Rusland en China was dat reden om een antwoord te vinden op die Amerikaanse hegemonie in de ruimte. Ze leggen zich sindsdien eveneens toe op de ontwikkeling van asats — zoals antisatellietwapens in jargon worden genoemd — om het voordeel wat de VS in de ruimte hebben, teniet te kunnen doen. ‘Die ontwikkeling heeft in deze eeuw een hoge vlucht genomen’, zegt Pronk.
Volgens de defensiespecialist is lancering van de aardoppervlakte, direct ascent genoemd, de eenvoudigste manier om een ruimteobject te vernietigen. ‘In 1967, tijdens de Koude Oorlog, is er wel een verdrag afgesloten dat je geen wapens mag plaatsen in de ruimte, maar het verdrag voorziet niet in lanceringen vanaf de aarde om ruimteobjecten te vernietigen, zoals de Russen dat onlangs hebben uitgevoerd.’
Pronk voorziet ook de ontwikkeling van droneachtige satellieten met eigen sensoren en besturingssysteem. ‘Rusland heeft zo’n satelliet in 2020 al een keer langszij gebracht bij een Amerikaanse spionagesatelliet’, weet Pronk.
Een andere ontwikkeling is die van ruimtevaartuigen die met grijparmen satellieten uit de ruimte kunnen plukken om ze vervolgens onklaar te maken.
‘Ruimtemacht’
Volgens Patrick Bolder, verbonden aan The Hague Center for Strategic Studies (HCCS) en voorheen luitenant-kolonel bij de Koninklijke Luchtmacht, zijn satellieten niet meer weg te denken uit het militaire arsenaal. ‘Oorlogsvoering zonder satellieten kan eigenlijk niet meer’, zegt hij.
Naast landmacht, marine en luchtmacht is er tegenwoordig vaak ook een ruimtemacht te vinden bij defensieorganisaties. Zo hebben de VS twee jaar geleden een aparte militaire tak opgericht: de United States Space Force. In de afgelopen dertig jaar heeft vooral het Westen stappen gezet in de technologische ontwikkeling van satellieten voor observatie-, informatie-, en communicatiedoeleinden. ‘Amerika heeft 2800 satellieten waarvan zo’n 240 militair, en Rusland heeft er maar 166 en die zijn lang niet zo modern. Als je met een raket ruimtepuin kunt maken, heeft Amerika daar meer last van dan Rusland.’
Volgens Bolder kan Amerika zonder satellieten niet meer zijn wereldwijde presentie waarmaken. Voor de Russen was het een koud kunstje om met een antisatellietwapen die Amerikaanse afhankelijkheid en dus strategische zwakte van de ogenschijnlijke hegemonie in de ruimte aan het licht te brengen, stelt Bolder. ‘Het is een beetje pesten.’
Bolder ziet het incident met de Russische ruimteraket niet alleen als ‘powerplay van Poetin’, maar ook als de zoveelste wake-upcall in korte tijd. Hij refereert aan de terugtrekking van de VS uit Afghanistan, de snelle machtsovername door de taliban die Europa verraste en de oprichting van Aukus, de Amerikaans-Britse alliantie met Australië. ‘We hebben te lang op de goedheid van Amerika vertrouwd, ook voor Europese veiligheid in het ruimtedomein’, zegt Bolder.
Deze ontwikkelingen onderstrepen volgens de defensiespecialist de noodzaak dat Europa militair en technologisch op eigen benen moet gaan staan, wil het zijn eigen welvaart ook in de toekomst garanderen. ‘Het zijn stuk voor stuk signalen om van die strategische autonomie of soevereiniteit serieus werk te maken’, zegt Bolder.
Rol voor Nederland
Afgezien van enkele afzonderlijke landen heeft Europa in de ruimte wel een civiel, maar geen gemeenschappelijk defensieprogramma. De Europese landen zijn op dit gebied nog altijd autonoom. Zo beschikt Nederland sinds juni van dit jaar op vijfhonderd kilometer afstand van de aarde eindelijk over een militaire observatie- en communicatiesatelliet, de Brik-2.
Volgens Bolder kan Nederland op twee manieren een belangrijke bijdrage leveren in een gemeenschappelijk Europese ruimtedefensiebeleid. Zo ontwikkelt Thales in Hengelo radarsystemen waarmee men kleine objecten tot tweeduizend kilometer in de ruimte kan detecteren, wat het overzicht bevordert en zo bijdraagt aan veiligheid. En op rechtsgebied is er sprake van achterstalling onderhoud. Hier ligt een taak weggelegd voor de universiteit van Leiden, die een speciale studie Air and Space Law aanbiedt. ‘Juridisch is het op dit moment een wildwest, zoals de Amerikaanse Space-Force-commandant John Raymond dat al in maart noemde’, zegt Bolder.
Maar hij wijst erop dat in het Strategisch Kompas 2030 dat de Europese Commissie in mei lanceerde, meer aandacht is voor veiligheid van Europa zélf. Het ruimtedomein zal daar zeker een plaats moet krijgen, vindt Bolder. ‘Maar in Nederland is het verdacht stil op het beleidsgebied wat betreft deze nieuwe manier van oorlogsvoering. Het wordt tijd daarin verandering te brengen. Het Russische ruimte-incident zou een katalysator moeten zijn om grote stappen te maken.’
Bron: fd.nl