‘We kiezen ervoor naar de maan te gaan.” Toen de Amerikaanse president John F. Kennedy deze woorden uitsprak in het Rice Stadium in Houston-Texas in 1962 was hij zelf een scepticus ten aanzien van ruimtereizen. Desondanks had zijn speechschrijver Ted Sorensen alles uit de kast gehaald om Kennedy overtuigend te laten klinken. Want het Amerikaanse volk, en vooral de belastingbetaler moesten warm gemaakt worden voor het Apolloprogramma, dat officieel ten doel had om de eerste mens op de maan te zetten. Een Amerikaan uiteraard.
Kennedy was doodsbang dat de enorme uitgaven voor het Apolloprogramma hem zijn herverkiezing zouden kosten. Het onzekere programma kostte de Amerikanen in acht jaar 25 miljard dollar, ofwel 5 procent van het totale overheidsbudget. Voor onze begrippen omgerekend een bedrag van 175 miljard dollar. De reden dat Kennedy er toch zijn handtekening onder zette, was omdat hij per se de race met de Russen wilde winnen.
‘One giant leap for mankind’
De speech die Kennedy vervolgens gaf werd al beroemd voordat het Apollo-programma inderdaad in 1969 de eerste Amerikanen op de maan zette en Neil Armstrong die andere onvergetelijke woorden sprak: ,,Houston..the Eagle has landed”, en natuurlijk ,,that’s one step for a man, one giant leap for mankind.” Kennedy plaatste de race om de ruimte in het kader van het verleggen van de grenzen voor de mensheid, geleid door de Amerikaanse pioniersgeest. De Russen stonden in die race al met 1-0 voor omdat Joeri Gagarin al in 1961 de eerste mens in de ruimte was geworden. Het enige wat de Amerikanen konden doen was een symbool verzinnen dat de prestatie van Gagarin letterlijk in de schaduw zou plaatsen…een man op de maan dus. Wie nu wel eens naar managementbijeenkomsten moet, en daar een consultant hoort praten over een ‘moonshotmoment’ weet hoezeer dat beeld school heeft gemaakt.
Privé-uitstapje in de ruimte
Waarom begin ik hierover. Anders dan het feit dat ik gefascineerd ben door deze historische gebeurtenis uit mijn geboortejaar, is het vanwege de drie biljonairs die elkaar nu proberen af te troeven om als eerste zakenman een privé-uitstapje te maken in de ruimte. Richard Branson (Virgin), Jeff Bezos (Amazon) en Elon Musk (Tesla) zullen in deze volgorde, achter elkaar hun ruimtereis maken. De drie mannen met hun respectievelijke ruimtevaartondernemingen (Virgin, Blue Origin en SpaceX) zijn ongeveer 5,2 miljard dollar (Branson), 210 miljard dollar (Bezos) en 162 miljard dollar (Musk) waard als ze hun korte momentje van gewichtloosheid meemaken. De biljonairs superklasse verdringt zich, een halve eeuw nadat de overheid dat deed, in deze ruimterace door gebruik te maken van hun galactische financiële vermogens. Vermogens die zijn gebouwd op het ontwijken van belastingen. Of simpelweg omdat diezelfde overheid nog veel angstiger is dan Kennedy destijds om de superrijken gewoon aan te slaan.
Efficiënter dan de overheid?
Wat me hieraan het meest ergert is dat het biljonairs-trio dit ook nog presenteert aan de wereld als hun eigen verdienste, of zelfs als een bewijs dat ze efficiënter zijn dan de overheid. De werkelijkheid is dat in de werkelijke spacerace tussen de VS, Europa, Rusland, Brazilië, Israël, India en China overheidsuitgaven en samenwerking tussen landen meer dan ooit noodzakelijk is. De ruimte is nu nog van niemand, maar als ze wordt geprivatiseerd, zal er weinig overblijven van de idealen die een generatie in de jaren ’60 van de vorige eeuw nog bezielde. Natuurlijk speelde er ook bij Kennedy angst voor de belastingbetaler, en was er dat andere motief van de Koude Oorlog. Maar alles beter dan de hot-air ambities van dit galactische trio.
Dit artikel door HCSS Directeur van Politieke Zaken Han ten Broeke verscheen voor het eerst in Tubantia.